Tarik Fraihi "Extreem rechts geweld sluit ik niet uit"

Tarik Fraihi, voorzitter August Vermeylenfonds en politiek directeur Groen, werkte tien jaar bij OCAD. Over onrecht en wraaklust, Syrië-strijders en oostfronters, en Rik Torfs versus de klimaatspijbelaars. "Hij slaat de bal soms echt mis".

“Ik ga geen uitspraken doen over het dossier”, zegt Tarik Fraihi als ik hem vraag wat hij vindt van de fraude met humanitaire visa waarvan de Mechelse N-VA’er Melikan Kucam wordt verdacht. “In een democratische rechtsstaat moet het gerecht zijn werk doen. Dat sommige figuren misbruik maken van de kwetsbaarheid van anderen, is heel erg. En het is even erg dat mensen in nood gebruikt worden om een politieke agenda te dienen, want dat heeft Theo Francken wel degelijk gedaan door het migratiethema zo te bespelen. De willekeur waarmee hij humanitaire visa toekende, werd trouwens vaak aangeklaagd.”

Tarik Fraihi is politiek directeur van Groen. In de jaren negentig dook hij op als een gezaghebbende stem in het maatschappelijk debat. In 2008 dook hij onder de radar, toen hij voor OCAD ging werken, het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. Begin vorig jaar, na tien jaar het vaderland te hebben gediend, zwaaide hij af om in de politiek te stappen. Ook onder de radar, want Fraihi houdt niet van spotlights en interviews.

Maar omdat hij sinds gisteren een column heeft in De Morgen, maakt hij graag nog eens een uitzondering. “Als u maar niet denkt dat ik het constant over de N-VA zal hebben”, lacht hij. “Ik ben niet bezig met de N-VA, laat de N-VA maar bezig zijn met ons. Ik ben ook niet bezig met mediaspelletjes, met de vraag wie het met wie doet en wie het tegen wie zal opnemen. Ik ben bezig met het programma van Groen. Dat is ijzersterk en dat wil ik maximaal uitvoeren. De rest is praat voor de vaak.”

Toch nog even: uw column zal om de twee weken verschijnen, afwisselend met die van Joachim Pohlmann, communicatiedirecteur van N-VA. Is hij uw tegenpool?

Tarik Fraihi: “Ik ken hem niet goed, maar ik veronderstel dat hij een vrij conservatieve jonge kerel is. Met een relatief donker wereldbeeld. De Vlaamse Schopenhauer, als het ware. (lacht) Net zoals de beroemde Duitse filosoof is hij een wat klagende, knarsende en grommende man.”

Hij pleit wel voor weerbaarheid en ging zelfs bij het leger.

“Schopenhauer was ook geen mietje, hoor. En ik zie bij Pohlmann wel pessimisme, maar inderdaad geen fatalisme, anders zou hij niet zo strijdvaardig zijn.”

Hoe verhoudt u zich daartegen?

“Ik ben een optimist. Niet elke dag, maar globaal gesproken. Ik geloof dat mensen vooruitgang kunnen boeken, door samen te werken. De geschiedenis bewijst dat: van de mens die het vuur ontdekt tot de technologie van nu – 200 jaar geleden zou men het onmogelijk geacht hebben wat we nu allemaal kunnen.”

Zit u dan op de golflengte van de Amerikaanse psycholoog Steven Pinker, die beweert dat de wereld er nooit beter aan toe is geweest?

“Niet echt. Ik heb hem onlangs in Gent bezig gezien tijdens de Nacht van de Vrijdenker, en ik stoor mij aan zijn immobilisme. Waarom zouden we nog veranderen, alles gaat toch goed? Die boodschap hoorde ik in zijn betoog. Alsof hij niet meer wil streven naar nog meer vooruitgang. Ik hecht veel belang aan dat perspectief: we moeten vooruit blijven kijken, zien wat fout gaat en wat beter kan.”

Laten we eens kijken naar de multiculturele samenleving. Heeft die sinds 1999, toen u in het maatschappelijk debat kwam, vooruitgang geboekt?

“Op een aantal punten zeker. Ik ben hoopvol. Ik heb in 1995 al voor het eerst van mij laten horen, toen ik pleitte voor het migrantenstemrecht. Dat was, zeker voor iemand met mijn achtergrond, een eenzame strijd. Vandaag zie je dat meer en meer jongeren zich bekommeren om maatschappelijke vraagstukken. Niet alleen over migratie, maar ook over het klimaat, over de economie.”

Dat u als Vlaming met een migratieachtergrond politiek directeur bent van Groen, wijst dat op vooruitgang wat betreft achterstelling en discriminatie?

“Nee. Er zijn meer Vlamingen van vreemde origine die deelnemen aan het debat en die belangrijke posities bekleden. En dat is goed. Die groep is vrij stevig aan het worden, en divers. Maar de sociaal-economische toestand van mensen met een migratieachtergrond is er niet echt op vooruit gegaan. De situatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt is nog altijd zorgwekkend. Er zijn meer mensen van vreemde origine aan de slag, maar dat komt omdat de groep groter is. Proportioneel bekeken is er nog een probleem.”

Hoe komt dat?

“De oorzaken zijn nog altijd dezelfde. Het is onder meer een sociaal-economisch verhaal, een verhaal van achterstelling en sociale stratificatie: als je tot een bepaalde groep behoort, is het niet evident om daaruit te groeien. De sociale mobiliteit blijft beperkt. Ook het idee dat je Vlaming kunt zijn met vreemde roots, is nog niet ingeburgerd. Veel Vlamingen vinden nog altijd dat je met een vreemde naam of bepaalde uiterlijke kenmerken niet écht een Vlaming kunt zijn.”

Is dat niet aan het veranderen? Ook de N-VA speelt heel nadrukkelijk Vlamingen met een migratieachtergrond uit, ook in bestuursfuncties.

“Dat is zo. Ook mijn eigen voorzitster Meyrem Almaci heeft migratieroots. Je ziet dat op steeds meer niveaus, en dat is goed. Al vind ik wel dat de N-VA Vlamingen met vreemde roots gebruikt om anderen met een migratieachtergrond op hun plaats te zetten, als het over de hoofddoek gaat, bijvoorbeeld. Nu goed, dat is part of the game, die ideologische diversiteit is gezond.”

U zei vroeger altijd dat ‘integratie’ eigenijk betekende dat je als Vlaming met vreemde roots ‘in de gratie’ moest vallen. Is dat nog altijd zo?

“Voor een stuk wel, ja. Je moet in het plaatje passen, want anders heb je een probleem. Maar het is nu net de schoonheid van onze democratie dat wij niet altijd in het plaatje hoeven te passen. Er bestaan nog altijd twee maten en twee gewichten. Dat is fout.”

En sommigen zullen u nooit aanvaarden als Vlaming. Zowel Dries Van Langenhove als Filip Dewinter, sinds kort allebei Vlaams Belangers, hebben in een interview ooit gezegd: “Een kat die in een viswinkel geboren wordt, is daarom nog geen vis.”

“Hebben die dat echt gezegd? Dat is wel héél straf. Maar het is hun probleem, niet het mijne. Migratie betekent altijd vooruitgang, zonder migratie stagneert een samenleving. Ik weet dat bijna geen enkele politicus dat nog durft te zeggen, maar het is wel zo.”

U hebt de opmars van het Vlaams Blok bewust meegemaakt. Hoe bent u weerbaar geworden?

“Ik heb mensen gekend die daardoor gekraakt zijn en nu een soort zombieleven leiden: rustig werken, niet te opvallend. Mijn reactie was altijd een andere: ik werd kwaad en verontwaardigd. Wat mij heeft rechtgehouden, en ik geef toe dat het niet mijn mooiste kant is, is mijn wraaklustigheid. Als iemand mij onrecht aandoet, dan geeft mij dat een enorme drive. Een leraar heeft ooit tegen mij gezegd dat Vlamingen die migranten niet naar hier hadden gehaald om hun kinderen later de baas over hen te laten spelen.”

Pardon?

“Dat ben ik nooit vergeten. Van mijn vader heb ik geleerd om terug te vechten als ze je zoiets aandoen. En van mijn moeder heb ik de liefde voor boeken geërfd. Ik heb dus ook gewoon veel geluk gehad, dat ik altijd omringd werd door lieve en sterke mensen. Ook door Vlamingen in mijn geboortedorp Bornem, die vonden dat ik er wél bij hoorde.”

U bent van meet af aan ook streng geweest voor de eigen gemeenschap, als ik dat zo mag zeggen. Net zoals uw zus Hind Fraihi, overigens, die in 2006 een boek schreef over de opmars van de radicale islam in Molenbeek.

“Ik vind dat ik consequent moet zijn. Als je het racisme van de meerderheid aanklaagt, dan moet je hetzelfde doen met racisme van de minderheid. Als moslimextremisten zich afzetten tegen een volgens hen minderwaardige Belgische samenleving, moet ik dat ook aanklagen. Dat werd mij niet door iedereen in dank afgenomen, want ik speelde op die manier zogezegd het Vlaams Blok in de kaart. Maar ik wil consequent zijn.”

Wanneer zag u dat het fout liep?

“Na de aanslagen van 11 september 2001 ging het snel in crescendo. Het viel mij tijdens lezingen op dat jongeren in de zaal reageerden met verwijzingen naar geloofsteksten. Dat was nieuw. Dus ging ik met die jongeren praten. Zij waren boos omdat alle analyses hen nooit hadden geholpen, en dus zochten ze hun heil in de religie. Een religieus ontwaken, zeg maar. Op zich is dat niet verkeerd, maar zo begon het fout te lopen. Een ander element dat opviel, was de toenemende drang naar segregatie.”

Hoezo?

“Jongeren van mijn generatie zochten nog aansluiting bij de blanke meerderheid, door naar blanke jeugdhuizen en jeugdbewegingen te gaan. Maar op een gegeven moment zag je de neiging om eigen organisaties te stichten. Opnieuw: dat hoeft niet noodzakelijk verkeerd te zijn. Maar ik wist vrij snel dat het verkeerd kon aflopen. Zeker toen ook bleek dat de Arabisch-Europese Liga erg repressief werd aangepakt.”

Had een betere omgang met die organisatie van Dyab Abou Jahjah onheil kunnen voorkomen, denkt u?

“Absoluut. De AEL was een contestatiebeweging en werd sterk repressief aangepakt. Ik nam het ook op voor Abou Jahjah, omdat bij hem de principes van de democratische rechtsstaat werden geschonden. Er waren nog andere factoren die de situatie deden ontsporen, natuurlijk. Er was de oorlog in Irak vanaf 2003, er was de intoxicatie vanuit Saudi-Arabië via satellietzenders, er was de oorlog in Gaza. En daarbovenop bleef de sociale mobiliteit van een grote groep mensen achter. Dat moest verkeerd aflopen.”

Ging u daarom voor OCAD, een van onze inlichtingendiensten, werken?

“Ik wist dat het uit de hand zou lopen. En ik wist ook dat we dit probleem alleen via onze veiligheidsdiensten konden aanpakken. Daarom heb ik examens gedaan bij OCAD. In mijn vriendenkring begreep niet iedereen dat. Ook oude strijdmakkers vroegen zich af wat mij bezielde. Ik vroeg hen dan of ze zelf niet zagen dat het fout zou lopen? Of ze niet zagen dat bepaalde kerels zwaar gingen ontsporen, en dat de reactie niet mals zou zijn.”

Wat hebt u die tien jaar bij OCAD gedaan?

“Ik heb vooral de Syriëproblematiek mee opgevolgd: wie vertrekt, wie sneuvelt, wie keert terug? Dat hield ik mee in de gaten. En ik heb het actieplan radicalisme uitgerold: een systeem en structuur waarbij verschillende diensten samenwerken om informatie te delen. Dat heeft onder meer geleid tot de lokale taskforces. Zij volgen de teruggekeerde strijders op, en ik ben vrij zeker dat ze dat goed doen. Ik heb een groot vertrouwen in onze veiligheidsdiensten. Er werken daar knappe koppen, zeer toegewijde mensen ook.”

Moeten we bang zijn voor kinderen van IS-weduwen?

“Nee. Ik ken de concrete dossiers niet, maar die kinderen worden zeer goed geëvalueerd. De diensten doen hun werk. Kinderen zijn in eerste instantie slachtoffer. En wij hebben de plicht om hen naar hier te halen.”

Wat met de weduwen zelf?

“Een Belgisch staatsburger is een Belgisch staatsburger. We mogen niet met twee maten en gewichten meten. Laten we hen hier naartoe halen en hun straf laten uitzitten. Zo hoort dat in een democratische rechtsstaat.”

Is het geen groot probleem dat extremisten die hun straf uitgezeten hebben meestal helemaal niet minder extreem zijn geworden?

“Dan moeten we die mensen opvolgen. Hebben de Oostfronters van vroeger ooit een probleem gevormd?”

Gaat die vergelijking op?

“Geen enkele vergelijking gaat helemaal op. Maar er zijn punten van overeenkomst. Die Oostfronters hebben ook in de cel gezeten en toch nooit afstand genomen van hun ideeën. Dat verwacht ik ook niet van alle Syriëstrijders. Mensen die zo ver zijn gegaan, die een morele lijn hebben overschreden, komen niet meer terug op hun ideeën. Maar wij kunnen dat aan, als democratie. Wij zijn sterker dan we denken. Onze diensten kunnen dat opvolgen. Liefst met extra mankracht, maar ik ben daar redelijk gerust in.”

Hoe lang duurt deze moslimterreur nog?

“Ik volg het natuurlijk niet meer op. Maar toen bij OCAD was de inschatting: niet zo lang meer. De centraal aangestuurde en gecoördineerde aanvallen hebben we volgens mij achter de rug. Wat we wel nog kunnen zien, zijn aanvallen door lone wolves of kleine netwerkjes. Dat gaan we nog een aantal jaren zien. Voor meer dan dat heeft IS voorlopig niet de capaciteit. Al kan de sitatuatie natuurlijk veranderen.”

Moeten we ons voorbereiden op een terreurgolf uit extreemrechtse hoek?

“Ja, dat denk ik wel. Ik sluit extreemrechts geweld niet uit. Je ziet dat al in landen zoals Hongarije en Italië: knokploegen die vluchtelingen aanvallen. Ik sluit niets uit. Ook liquidaties kunnen voorkomen, of aanslagen. Het hele gamma is mogelijk.”

Denkt u dan aan figuren zoals Dries Van Langenhove?

“Onder meer, ja. Absoluut. Een organisatie zoals Schild & Vrienden is de moeite om in de gaten te houden. Maar ik denk ook dat de aantasting van onze democratische rechtsstaat op een slimmere manier zal gebeuren dan louter met geweld. Dat zie je in Hongarije en Italië met de Orbans en Salvini’s dezer wereld. Mensen worden er zomaar opgesloten omdat ze vluchtelingen helpen. Zeer verontrustende ontwikkelingen. Ook in ons land worden de mensenrechten niet meer door iedereen verdedigd. Dat houdt risico’s in.”

De N-VA is ook sceptisch op dat vlak.

“Daarom antwoordde ik op uw vorige vraag over Dries Van Langenhove: “onder meer”. Ook bij de N-VA zie je gevaarlijke ontwikkelingen. Kamerfractieleider Peter De Roover zei onlangs dat de mensenrechten niet universeel zijn. Oké, en de zwaartekracht ook niet dan? Dat vind ik een probleem. Een mens is een mens. Je kunt de mensenrechten niet alleen maar toepassen op het eigen volk.”

Dat brengt ons terug bij het begin van ons gesprek: is Groen de tegenpool van de N-VA, zoals u de tegenpool bent van Joachim Pohlmann?

“Ik heb geen zin om mij te positioneren ten opzichte van iemand anders. Wij zoeken die positie niet per se op. Wij zijn nuchter, wij kijken naar de maatschappelijke problemen en nemen een standpunt in. Los van wat de N-VA zegt. Nogmaals: ik lig niet wakker van de N-VA. Laat hen maar bezig zijn met ons, niet omgekeerd. Daar heb ik geen tijd voor. Zoals ik ook geen tijd heb om constant te twitteren, zoals sommigen.”

Daar gebeurt wel veel, op Twitter.

“Dat is juist, maar het gaat allemaal te snel. Dat is iets wat echt veranderd is tegenover 20 jaar geleden: de snelheid. Vroeger kon je nog de tijd nemen om na te denken, nu moet alles rapraprap. Het onderscheid tussen wat wel en niet belangrijk is, is weggevallen. Alles is belangrijk, en alle meningen zijn evenwaardig. Dat is natuurlijk niet zo. Ik zie het als mijn opdracht om die knopen te ontwarren: om in al dat lawaai en al die ruis te zien waar het écht over gaat. Dat is de taak van een politiek directeur.”

Hoe bent u bij Groen beland? U hebt begin deze eeuw voor de SP.A gewerkt.

“Ja, en ik ben niet het type dat natrapt. Ik heb lang op de studiedienst gewerkt en heb veel te danken aan die partij. Maar ik mag wel zeggen dat de SP.A de boot mist rond de twee belangrijkste thema’s van deze tijd: migratie en klimaat. En daar heeft Groen wel een goed verhaal.”

Groen is de leidende kracht op links.

“Ik ben blij dat u dat vindt. En zonder valse bescheidenheid: wij hebben het voortouw aan progressieve zijde en worden steeds belangrijker. Dat is zo.”

Wat is uw visie op migratie?

“Wij willen verbindend werken, bruggen slaan in de samenleving om ongelijkheid tegen te gaan en diversiteit te bevorderen. Wij zien ook wat er beweegt aan de basis: er zijn veel mensen in het middenveld die in actie zijn geschoten om vluchtelingen te helpen en positieve actie te ondernemen. Die positieve krachten in de samenleving willen wij een politieke stem geven.”

Moet ons land niet veel meer mensen opvangen?

“Als je ziet hoeveel mensen Europa opvangt en je ziet wat er op wereldschaal gebeurt, dan is dat peanuts. Maar wij zijn realistisch. We moeten ook rekening houden met het maatschappelijk draagvlak. En het belangrijkste blijft natuurlijk dat vluchtelingen goed worden opgevangen in de eigen regio.”

Dat zegt de N-VA ook.

“Ja, maar het beleid van Theo Francken op asiel en migratie strookte daar toch niet mee. Als je een asielquotum van 50 aanvragen per dag oplegt, als je het aantal opvangplaatsen systematisch afbouwt – dan organiseer je zelf de chaos. En dan laat je mensen aan hun lot over. Wij hebben een menselijke visie. Ook in de eigen regio moet de opvang van vluchtelingen veel menselijker, nu is de situatie daar vaak onverantwoord.”

Vindt u dat er meer mensen met humanitaire visie moeten worden ingevlogen? Volgens Mark Elchardus, nochtans een hardliner qua migratie, kan ons land gerust 10.000 kwetsbare mensen invliegen. Waarom is er geen enkele politicus die dat standpunt durft te verdedigen?

“Wij verdedigen ook het standpunt dat Europa meer moet doen. Wij plieten ook voor humanitaire visa, maar dan zonder fraude. (grijnst) Dat moet doordacht, gecontroleerd en menselijk gebeuren. En wat we zeker niet moeten doen, is bomen kappen om gemakkelijker op transmigranten te kunnen jagen. De Europese aanpak faalt compleet. Er is veel werk aan de winkel.”

Hebt u kinderen in het middelbaar?

“Ja, twee dochters.”

En mochten ze spijbelen voor het klimaat?

“Ik heb hen enkele vragen gesteld en ze konden degelijke antwoorden geven. Dus ze mochten spijbelen. Ik vond het wel lief dat ze het mij vroegen, ik heb aan mijn ouders nooit toestemming gevraagd om te spijbelen. (lacht) Weet u wat mij trouwens enorm stoorde? De manier waarop Rik Torfs die jonge gasten heeft aangepakt. Dat spijbelen toch niet kan, en dat die jongeren hypocriet zijn omdat ze vlees eten en naar Pukkelpop gaan en met het vliegtuig op citytrip. Mijnheer Torfs zou beter minder tweeten.”

Hij mag toch zijn mening ventileren.

“Ja, maar hij slaat de bal soms echt mis. Die pseudo-filosofische tweetjes zijn wel leuk, en iedere democratie heeft een hofnar nodig, maar hij zit ernaast. Als de studenten en scholieren eind de jaren zestig niet hadden gespijbeld voor Leuven Vlaams, dan was mijnheer Torfs nooit rector van de KU Leuven kunnen worden. Of dan was het monsieur Torfs geweest. Think about that, zou ik zeggen. Die jongeren die betoogden voor het klimaat zijn burgers, en burgers mogen hun stem laten horen.”

Wat als scholieren morgen spijbelen om te betogen tegen het Marrakech-pact?

“Wel, ik daag ze uit om het te doen. Ik zou weleens willen zien met hoeveel ze op straat zouden komen. Vergelijk de mars tegen Marrakech maar eens met de grote klimaatmars: 1000 mensen tegenover 75.000 mensen. Dan weet je het wel.”

De N-VA had niet gemobiliseerd, dat had een verschil kunnen maken.

“Had de N-VA niet gemobiliseerd? En Francken dan, die heeft zijn steun uitgesproken voor die betoging. Is hij niet de one million man, die evenveel stemmen zou halen op een Europese lijst als Leo Tindemans destijds? (laconiek) Ik vind het lachwekkend, soms. Ik ben niet bang voor rechts als het over die onderwerpen gaat: migratie en veiligheid – kom maar op, zou ik zeggen.”

Over veiligheid: in ‘De Standaard’ waarschuwde u vorig jaar dat Borgerhout een nieuw Molenbeek zou kunnen worden, omdat de mensen zich daar genegeerd voelen door burgemeester Bart De Wever.

“Dat is absoluut zo. Ik denk dat de bestuurders in het Antwerpse stadhuis liever in ’t Fornuis gaan eten dan een kebab op de Turnhoutsebaan. Gelukkig is Borgerhout een district met een progressief bestuur, dat biedt nog enig tegengewicht. Anders zou Borgerhout een nieuw Molenbeek kunnen worden.”

Hoe verklaart u de rellen in Molenbeek?

“Laat ik eerst zeggen hoe belangrijk het is dat mensen zoals Sara Lou, de videoblogster die de relschoppers op hun plaats zetten, van zich laten horen. Dat is positief. We mogen niet aanvaarden dat de politie en hulpdiensten worden aangevallen. Tegelijk wil ik proberen te begrijpen waarom dit gebeurt. Niet alleen in Molenbeek, maar ook in andere Europese steden. Er heerst bij sommige jongeren nog altijd een ressentiment jegens alles wat autoriteit is. Dat moeten we structureel aanpakken. Met repressie, maar ook preventief.”

Uw zus Hind Fraihi schreef in een opiniestuk in deze krant dat er in Molenbeek veel te lang gepamperd is. Gaat u daarmee akkoord?

“Ja, men heeft veel te lang zaken door de vingers gezien. En niet alleen in Molenbeek, mijn zus had het ook over Den Haag, Aarhus en andere steden. Mijn zus heeft overigens ook in haar stuk geschreven dat het over een hele kleine groep jongeren gaat. Maar die nuance gaat blijkbaar verloren. Dat stoort mij soms, dat alles zwart of wit moet zijn. Dat is geen kenmerk van rechts alleen. Ook aan de progressieve kant bestaat die neiging.”

Terug naar het klimaat: doet Groen niet net zo goed aan bangmakerijk als rechts? Rechts met migratie, Groen door apocalyptisch te doen over het klimaat.

“Niet akkoord. Wij zijn geen angstpartij. Angst induceren is gevaarlijk. Dat doet rechts: mensen bang maken voor problemen die soms niet eens bestaan. Wat wij doen met het klimaat, is wezenlijk verschillend: wij kijken naar de feiten, zeggen dat er een probleem is en denken na hoe we dat kunnen oplossen. En als die feiten beangstigend zijn, kan ik daar ook niets aan doen.”

Kernenergie zou erg goed zijn voor het klimaat.

“Kernenergie is voor ons een no go.”

Veel ecomodernisten pleiten ervoor.

“Tja, er bestaan evengoed ecofascisten: moet ik die ook volgen? Nee, wij zijn ecorealisten. Pleiten voor kernenergie is een achterhoedegevecht.”

Maar we gaan nieuwe gascentrales bouwen, die enorm veel uitstoot veroorzaken.

“Wij willen een energietransitie, naar duurzame en betrouwbare vormen van energie. Dat is dé uitdaging van de komende jaren. Laat ons die transitie doorvoeren.”

De gele hesjes zullen blij zijn. Dreigt een doortastende klimaatbeleid de energie niet almaar duurder te maken voor gewone mensen?

“Het klimaatbeleid zal sociaal zijn of zal niet zijn. Uiteraard kan die energietransitie niet doorgaan op de kap van de gewone werknemer. Dit is ook een kwestie van herverdeling. Dat een bestuurder van een onderneming op 10 vergaderingen evenveel verdient als 40 procent van de werknemers op een jaar – vindt u dat rechtvaardig of fatsoenlijk? De oude Grieken wisten als dat ongelijkheid onrechtvaardig was. Laten we dat aanpakken.”

Hoe wilt u dat doen?

“De fiscaliteit moet verschuiven van arbeid naar vermogen en vervuiling. De gele hesjes moeten veel meer overhouden van wat ze verdienen. De breedste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Anders krijg je niet iedereen mee in die transitie.”

Daar gaat de blauwgroene as die sommigen al bespeuren.

“Groenblauwe as? Ik heb gelezen dat een aantal groenen de liberalen hebben gelukgewenst met hun standpunt over het migratiepact. Dat was een grote opluchting. Meer is er niet aan de hand. Nogmaals: dat mediaspel interesseert mij niet. Wie gaat het met wie doen? Zulke mediaspelletjes laten me koud.”

Tot slot: u bent voorzitter van het Vermeylenfonds, en die organisatie pleit voor de opwaardering van de Vlaamse tussentaal.

“Het Vermeylenfonds is pluralistisch en vrijzinnig, en vindt taal een belangrijk element in de emancipatie van mensen. En er is niets mis met standaardtaal, maar de tussentaal verdient volgens ons ook een plaats.”

Maar waar eindigt dat? Om vertaler en eindredacteur Herman Jacobs te citeren: straks presenteert Martine Tanghe het Journaal nog in de gij-vorm. “Ja, so? En dan? Doet ze daar iemand kwaad mee? Beledigt ze daarmee iemand? Creëert ze daarmee een probleem waar er geen is? (lacht) Ik dacht het niet.”

Eerste wisselcolumn van onze algemeen voorzitter Tarik Fraihi in De Morgen. Over kleurrijke hesjes, fat cats en de noodzakelijke symbiose tussen de strijd tegen klimaatverandering en voor sociale rechtvaardigheid.Dikke katten vangen geen muizen

‘Strijd voor klimaatrechtvaardigheid gaat hand in hand met strijd voor sociale rechtvaardigheid’, schrijft nieuwe De Morgen-columnist Tarik Fraihi

Tarik Fraihi is politiek directeur van Groen en algemeen voorzitter van het Vermeylenfonds. Zijn nieuwe wisselcolumn met Joachim Pohlmann verschijnt op vrijdag.

Elke ochtend doe ik een geel hesje aan, spring ik op mijn motorfiets en rij ik naar mijn werk. De trein is voor mij helaas geen optie. Ik kan er amper zitten, ben vaak te laat op afspraken door de opgelopen vertragingen en soms duurt het meer dan twee uur voor ik terug thuis ben. De auto is voor mij evenmin een goede keuze. Vaak loop ik vast in een file en raak ik pas over meer dan een uur op mijn werk. Met mijn motorfiets ben ik slechts een halfuur onderweg.

Vorige week deed ik mijn geel hesje echter aan uit protest. Het was 10 januari 2018, Fat Cat Day. Het was de dag waarop een doorsnee ceo van een Belgisch topbedrijf het gemiddelde jaarloon van een gemiddelde werknemer heeft verdiend. De mediane beloning van een ceo in een toponderneming ligt tot 43 keer hoger dan het gemiddelde bruto jaarloon van een voltijdse werknemer. Een top-ceo bijvoorbeeld verdient op 1 jaar tijd waar een gemiddelde werknemer 20 jaar voor moet werken. Slik.

Er zijn geen overtuigende filosofische, economische en sociologische argumenten om dergelijke inkomensverschillen te rechtvaardigen. Elk argument is ideologisch en is op een immoreel waardenpatroon gebaseerd. Zelfs Aristoteles wist dat zo’n grote verschillen onrechtvaardig zijn. Rechtvaardigheid was voor hem een kwestie van de juiste maat en het vermijden van uitersten. En dat is nu net het probleem: de inkomensverschillen zijn te buitensporig, te extreem.

Een gelijke verdeling is zeker niet altijd rechtvaardig. De mislukte communistische experimenten hebben dit al aangetoond. Een doorgedreven gelijkheidsstreven kan soms heel ongelijke en perverse effecten hebben. Maar waanzinnig grote verschillen kunnen evenzeer heel decadente proporties aannemen met alle kwalijke gevolgen van dien. En dat is wat we vandaag zien. Het maatschappelijk nut van de rijkelijk beloonde bestuurders van topbedrijven is niet groter dan de duizenden mensen die zich vrijwillig en onbezoldigd inzetten in allerlei vzw’s, ngo’s, sociale en andere organisaties. Meer nog, de verdienste van een ‘fat cat’ in een onderneming is niet noodzakelijk groter dan van een gewone werknemer. Een dikke kat vangt immers geen muizen.

Ondanks de gigantische verschillen moet rechtvaardigheid het kompas blijven en niet afgunst. Het is hen gegund om zo veel te verdienen. Het kan echter niet zijn dat de waakhonden van de aandeelhouders gigantische lonen en premies blijven opstrijken terwijl de gewone werknemers te kampen hebben met indexsprongen, loonmatigingen en besparingen. Een hoger minimumloon, progressieve taksen, de verschillen tussen de personen- en vennootschapsbelasting tot een minimum beperken en bij hardleersheid zelfs een maximumloon invoeren, kunnen de inkomensverschillen tot fatsoenlijke proporties terugdringen.

Gisteren deed ik echter een groen hesje aan uit solidariteit. Ik voelde me sterk verbonden met de duizenden jongeren die op straat kwamen voor een beter klimaatbeleid. Het is fijn te zien hoe het bewustwordingsproces rond klimaat groeit. Klimaat is een grote uitdaging. Jongeren zijn terecht verontwaardigd over de laks- en wereldvreemdheid van onze regeringen. Zelden werd met zo’n prangend probleem zo passief omgesprongen. De strijd voor klimaatrechtvaardigheid gaat voor mij hand in hand met de strijd voor sociale rechtvaardigheid. Het welzijn van mens én natuur moet centraal staan. Of moeten we gemakshalve de schuld in de schoenen schuiven van vreemdelingen en Walen? Ik dacht het niet.

In de weekendkrant verschijnt een Groot Onderhoud met de nieuwe De Morgen- columnist Tarik Fraihi.