OPINIE: Het is tijd dat Vlaanderen zijn eigen Vlaamse omgangstaal leert te omarmen
Er zijn weinig andere samenlevingen in de wereld die voor een eigen taal hebben gekozen en toch zo met die eigen taal in onmin lijken te leven als de Vlaamse.
Dit opiniestuk werd op 10/09 op Knack.be gepubliceerd
Eind augustus hield de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) haar driejaarlijkse ledencongres in Leuven, met taalvariatie als thema. Vlaams minister-president Geert Bourgeois opende het congres met een videoboodschap waarin hij zich stevig uitsprak vóór het Standaardnederlands en tegen tussentaal. Axel Buyse, Vlaams Vertegenwoordiger in Den Haag, bauwde het hem braaf na. Dood aan de tussentaal dus, en een zaal vol bevreemde buitenlandse neerlandici die zo veel Vlaamse zelfverachting niet hadden verwacht.
Als er aan het Nederlands wordt geraakt, dan heb je in Vlaanderen groot nieuws. Of het nu gaat over besparingen in de internationale neerlandistiek of het schrappen van een uur Nederlands op school (De Standaard, 29 augustus 2018), je krijgt de poppen aan het dansen. Vaak ook terecht. We moeten niet lichtzinnig met het Nederlands omgaan. Maar als het over het Nederlands gaat, dan gaat het voor de Vlaamse politieke en intellectuele elite zonder uitzondering over het Standaardnederlands. Dat is een ontkenning van de talige realiteit zoals die zich in Vlaanderen voordoet en een miskenning van de meerwaarde die andere variëteiten van het Nederlands en tal van andere talen ons evenzeer bieden.
Het meest schokkend wordt omgegaan met de taal die we met z’n allen verreweg het meest gebruiken in het dagelijks leven, ook in het politieke en intellectuele debat, en dat is de Vlaamse omgangstaal. Door de politieke en intellectuele elite wordt die minachtend een tussentaal genoemd, die eigenlijk geen recht van bestaan heeft omdat ze zich tussen de oude dialecten van weleer en de voor sociale promotie noodzakelijk geachte standaardtaal in zou bevinden. Het wordt tijd om dat beeld bij te stellen en die zogenaamde tussentaal de naam te geven die ze verdient: het is onze Vlaamse omgangstaal.
In de negentiende eeuw heeft de sociaal-culturele elite van Vlaanderen ervoor gekozen aansluiting te zoeken bij de standaardtaal die zich in Nederland spontaan had ontwikkeld. Dat vroeg en vraagt van Vlamingen nog steeds een extra inspanning om zich dat Standaardnederlands eigen te maken. Vooral ons onderwijs heeft ervoor gezorgd dat er nu meer Vlamingen dan ooit zich prima in de standaardtaal kunnen uitdrukken, zowel geschreven als gesproken. Tegelijkertijd is het voor velen nog steeds een beetje onwennig om lang en volgehouden Standaardnederlands te spreken. Het voelt toch wat aan als een stijf zondags pak en een strakke das die je aan moet trekken voor een chique gelegenheid.
In een samenleving die de voorbije decennia minder hiërarchisch en een stuk informeler is geworden, treden we elkaar liever in een hier en daar gescheurde jeans en een hemdje met opgerolde mouwen tegemoet. En dat doen we ook met ons taalgebruik. We kiezen niet noodzakelijk voor de Nederlandse standaardtaal en vertrouwen evenzeer op onze Vlaamse omgangstaal. Niet alleen bij de bakker en de slager, maar ook op het werk en zelfs op televisie. En daar is niets verkeerd mee. Ook in Nederland en alle ons omringende landen en regio’s klinkt de informelere omgangstaal vaak heel anders dan de formele standaardtaal officieel hoort te klinken, maar daar wordt over deze nieuwe (sub)standaarden minder dramatisch gedaan en ze worden zeker niet zomaar veroordeeld tot hel en verdoemenis.
Het is tijd dat Vlaanderen taalkundig volwassen wordt en zijn eigen Vlaamse omgangstaal leert te omarmen. De wereld zal niet aan tussentaal vergaan, en zelfs de aansluiting op het Nederlands wordt er niet door bedreigd. Toen de nieuwe Vlaamse omgangstaal voor het eerst werd opgemerkt, werd ze Verkavelingsvlaams genoemd, naar de nieuwe woonwijken op nieuwe bouwgronden waar mensen met verschillende dialectologische achtergronden bij elkaar kwamen en een gemeenschappelijke taal zochten om met elkaar te communiceren. Het is dus een uiterst sociale variëteit die is ontstaan uit de behoefte van nieuwe buren om met elkaar te praten. Ze werd gevormd met elementen uit de dialecten die de mensen met zich mee brachten en de standaardtaal die iedereen op school kreeg aangeleerd.
Er is niet één tussentaal. Er zijn er meerdere. Op televisie hoor je vaak de Brabantse variëteit die sterk vanuit de stad Antwerpen wordt gevoed, maar die verschilt van de Limburgse, Oost- en West-Vlaamse variëteiten. Omdat ze geen eenheid vormen en geen van alle is beschreven en schriftelijk kan worden aangeleerd, vormen ze ook geen werkelijke concurrentie voor het Standaardnederlands. Dat zijn ze wel ten aanzien van dialecten. Door toegenomen mobiliteit binnen en tussen dialectgebieden worden de oude zuivere dialecten steeds meer vervangen door regiolecten die een ruimer gebied bestrijken.
Vooral ons onderwijs is het domein van het Standaardnederlands, en daaraan mag van de politieke en intellectuele elite niet worden geraakt. Nochtans spreken veel Vlaamse leerkrachten in de klas veeleer de zo verketterde tussentaal dan de heilige graal van de standaardtaal. Het klinkt al een stuk minder erg als je zegt dat er in ons onderwijs ook veel Vlaamse omgangstaal wordt gebruikt. Op zich bereidt ook dat jongeren voor op hun deelname aan de samenleving. Natuurlijk is het belangrijk dat ze het Standaardnederlands nog steeds aangeleerd krijgen, maar is geen enkele aanwijzing dat dat niet meer het geval zou zijn. Jongeren kunnen best goed spellen, blijkt uit specifieke testen, ze vinden het alleen niet nodig om dat altijd en overal te doen, zeker niet in sms’jes, appjes en op sociale media.
Zoals jongeren uit zichzelf omgaan met spelling, moeten ze ook leren om te gaan met het gebruik van verschillende variëteiten van het Nederlands en andere talen in verschillende sociale situaties, van het dialect of de taal van hun ouders over de Vlaamse omgangstaal tot het Standaardnederlands. De juiste taal hanteren in de juiste situatie, vraagt om registergevoeligheid en is bijzonder belangrijk om sociaal goed te functioneren en op het juiste niveau te communiceren, maar als we het politieke en intellectuele discours in Vlaanderen bekijken, dan lijkt dat niet belangrijk te zijn, zelfs niet te bestaan. Alles wat naar erkenning van de Vlaamse omgangstaal neigt, wordt genadeloos neergesabeld.
Bourgeois en Buyse staan niet alleen in hun quasi viscerale afkeer van de tussentaal. In de politieke arena klinkt geen ander geluid en ook de opiniemakers in kranten en op Twitter volgen hen na, of ze nu Mia Doornaert, Joël De Ceulaer of Dirk Van Damme heten. Jonge onderzoekers en NT2-docenten die de Vlaamse omgangstaal serieus nemen, krijgen de wind van voren, en publieke organisaties als de VRT en de Taalunie worden aangevallen omdat ze te laks met de standaardtaal om zouden gaan, ook al voeren ze een realistisch en genuanceerd beleid waarin de Vlaamse omgangstaal niet domweg wordt ontkend, maar gewoon de plaats krijgt die ze naast het Standaardnederlands verdient.
Het is niet gezond zo aan zelfverloochening te doen en onze taal naar het eenzijdige beeld van het Standaardnederlands te willen kneden. Onze taal kent een bredere bandwijdte. Nu onze dialecten in sneltempo aan het verdwijnen zijn, lijken we ze weer massaal te herwaarderen in muziek, films en televisieseries. Het is ironisch dat ze decennialang door de oude voorvechters van het Algemeen Beschaafd Nederlands zijn bestreden, maar uiteindelijk aan de Vlaamse omgangstaal ten onder zullen gaan, die nu zelf door de hedendaagse voorvechters van het Standaardnederlands wordt bekampt. We kunnen bezig blijven in ons eigen talig bereik te snoeien, of met onszelf in het reine komen en de Vlaamse omgangstaal aanvaarden zoals die is en voor wat die is, niet meer, maar ook niet minder.
Tot slot is het belangrijk dat we onze Vlaamse omgangstaal durven te delen met anderen. Met de jongeren die in het buitenland Nederlands studeren, maar ook met alle nieuwkomers die naar hier komen. Uiteraard moeten we hen het Standaardnederlands aanreiken, maar we mogen hen ook onze Vlaamse omgangstaal niet onthouden. Om een taal volledig te beheersen, heb je zowel theoretische kennis als praktische oefening nodig. In Vlaanderen gaan het Standaardnederlands en de Vlaamse omgangstaal hierbij hand in hand. Als we nieuwkomers ten volle willen laten participeren, dan moeten we hen ook alle middelen aanreiken waarmee ze zich niet langer van ons hoeven te onderscheiden.
In een eerder opiniestuk waarschuwden we er al voor dat we onze taal niet als een bijkomende drempel voor deelname aan onze samenleving mogen opwerpen (Knack.be, “Vrije Tribune”, 1 maart 2018). Ook in een te absolute verheerlijking van het Standaardnederlands en een te rigoureuze veronachtzaming van de Vlaamse omgangstaal, zit een risico van sociale uitsluiting vervat, niet alleen van Vlamingen die van huis uit verder van de standaardtaal af staan of uit zichzelf minder talig zijn, maar ook van nieuwkomers die enkel een ietwat abstracte taal dreigen aan te leren waarmee ze in heel wat concrete situaties nog steeds niet echt als volwaardige Vlamingen uit de voeten kunnen.
Neen, er ligt geen wijd gapend gat open voor een pleitbezorger van de standaardtaal (Ons Erfdeel Blog, 4 september 2018), dat gat is er niet en er zijn al pleitbezorgers van de standaardtaal genoeg. Het Vermeylenfonds werpt zich daarom liever symbolisch op als een voorvechter van de Vlaamse omgangstaal, niet tegen het Standaardnederlands, andere variëteiten van het Nederlands of andere talen in, maar om iedereen die in Vlaanderen leeft of naar Vlaanderen komt, ten volle te laten genieten van de talige rijkdom die we kennen en met iedereen willen delen. Een positieve attitude ten aanzien van onze eigen Vlaamse omgangstaal is beter voor ons zelfbeeld en zelfvertrouwen en kan onze taalvaardigheid in andere variëteiten en talen alleen maar versterken. Je mag het vragen aan elke taalkundige die eind augustus vrolijk fluitend langskwam op het colloquium van de IVN in Leuven.
Vermeylenfonds, 6 september 2018
© durantelallera