Is er vandaag de dag nog een rol weggelegd voor literatuur in de maatschappij?

150 jaar geleden zag August Vermeylen het levenslicht. Als hoogleraar literatuur, rector aan de Gentse universiteit en medeoprichter van het literaire tijdschrift Van Nu en Straks geloofde hij sterk in de rol van literatuur in de maatschappij. Ook het Vermeylenfonds zet voluit in op de verbindende kracht van taal en literatuur. Is er vandaag de dag nog een rol weggelegd voor literatuur in de maatschappij?

Oogst Sien Volders

We vroegen het aan Sien Volders (1983), schrijfster, brugfiguur voor daklozen en bijwijlen columniste bij De Standaard en De Morgen. In 2017 debuteerde ze met Noord, dat overal op lovende kritieken werd onthaald. Haar tweede roman Oogst verscheen in 2020 en schopte het zelfs tot op de longlist van de Libris Literatuurprijs 2021. Het werd een fijn zoomgesprek over geëngageerd schrijverschap, het plezier van lezen en de kracht van boeken en literatuur.

Wanneer is de schrijversvonk bij jou overgeslagen?

Sien Volders: “De liefde voor schrijven was er altijd al. In de lagere school stond er soms als commentaar bij mijn opstellen ‘Jij wordt later schrijfster’. Later werden dat brieven, mails en kortverhalen. Vaak waren dat extreme kortverhalen, verhalen waarin ontzettend veel gebeurde op minder dan een pagina. ’s Avonds als de kinderen sliepen, schreef ik die kortverhalen en stuurde ze dan vol schroom naar de betreurde De Morgen-columnist Patrick De Witte. Die verhalen zijn nooit op de wereld losgelaten, maar ik heb toen wel veel van hem geleerd over plot, spanningsopbouw, het schetsen van geloofwaardige personages en vooral over hoe je zo uitgepuurd mogelijk een groot verhaal op papier kan zetten. Toch heb ik nooit gedacht dat ik ook echt een boek zou schrijven. Het idee alleen al leek me pretentieus en bovendien heb ik een heel wispelturig hoofd dat zich niet lang kan focussen op een en hetzelfde. Maar dat veranderde toen ik een vriendin bezocht, die naar Yukon, een gebied in het noordwesten van Canada, was verhuisd. Ik kwam er terecht in een voormalig goudzoekersstadje en gewoon door op die prachtige plek te vertoeven, groeide 'Noord' in mijn hoofd, een verhaal dat zich niet zomaar in 2500 tekens liet vatten. Plots was ik een boek aan het schrijven.”

In beide romans vertel je het verhaal van mensen die in harde omstandigheden een bestaan proberen uit te bouwen, maar uit Oogst spreekt een duidelijk sociaalkritisch standpunt. De Roemeense Alina trekt samen met haar zoontje Lucian naar Sicilië om daar loodzwaar werk te verrichten in de tomatenplantages. Was het een verhaal dat door jou moest verteld worden?

“Ik ben sowieso wel gevoelig voor verhalen. Ik las in The Guardian een artikel over Roemeense vrouwen die in de tomatenteelt op Sicilië tewerkgesteld en uitgebuit werden. Dat artikel bleef als klittenkruid aan me kleven en deed me nadenken over intra-Europese arbeidsmigratie en de lelijke kanten ervan. Het artikel beschreef een wereld die zo grauw en donker was, maar tegelijkertijd ook zo’n wezenlijk deel uitmaakt van onze wereld, van onze manier van leven en werken dat het een verhaal werd dat ik moest vertellen. Ik geloof niet dat literatuur of boeken de wereld kunnen veranderen, maar ik geloof wel dat boeken dingen zichtbaarder kunnen maken. Het verhaal van Alina en al die andere Roemeense vrouwen op Sicilië, dat draait om deels legale arbeid, maar om hoeveel arbeidsmigranten het in de informele arbeid precies gaat, dat is en blijft een dark number. Arbeidsmigratie doet de wereld draaien, maar kent ook een heel grote schaduwzijde. In het verleden hebben mensen hun leven gegeven voor de arbeidsrechten die wij nu hebben.

Het EU-label op onze tomatenblikken staat zogezegd symbool voor die rechten, maar uit verhalen als die van Alina blijkt hoe  hol die verworven rechten voor velen zijn. Dat pijnlijke besef doorprikte mijn eerder geromantiseerd beeld van Europa als werelddeel waar het allemaal wel meevalt met die rechten. De laatste jaren is er een kwetsbare jobcategorie bij ontstaan, die we niet uit het oog mogen verliezen, namelijk die van de pakjesbezorger die tegen moeilijke arbeidsomstandigheden onze manier van leven en werken mogelijk maakt. Ik denk nu wel twee keer na vooraleer ik een pakje of take-away bestel. Pas op, het gaat alsmaar beter met onze maatschappij, er is meer gelijkheid en bewustwording, denk maar aan de Zweed Hans Rosling en zijn Gapmindr Foundation. En ook onlangs nog zag ik in de metro van St Pancras affiches met een duidelijke oproep om melding te maken van louche situaties waar migranten uitgebuit lijken te worden. Dergelijke initiatieven stemmen me hoopvol. Tegelijkertijd wou ik met het verhaal van Alina een verhaal brengen over menselijke veerkracht. Hoe slaag je er in om in brute, beestachtige omstandigheden toch mens te blijven, hoe geef je je kind mee dat er grenzen zijn en dat bepaalde situaties nooit kunnen of mogen genormaliseerd worden. Alina moet overleven in een mensonwaardige omgeving en heeft tegelijkertijd de verpletterende verantwoordelijkheid om de juiste morele bakens uit te zetten voor haar zoon.”

In het jaar 2006 hield Joost Zwagerman een lezing Tegen de literaire quarantaine. Daarmee gaf hij kritiek op schrijvers die een soort smetvrees toonden tegenover de actualiteit. Vind jij dat schrijvers vandaag maatschappelijk betrokken moeten zijn en de taak hebben zich op een meer genuanceerde manier af te zetten tegenover pakweg de sociale media?

“Mijn gevoel daarover is heel dubbel. Oogst is misschien mijn meest geëngageerde boek, maar tegelijkertijd zie ik mezelf even goed in staat om een ‘onnozele’ liefdesnovelle los te laten op de wereld. Literatuur hoeft wat mij betreft helemaal niets, maar tegelijkertijd heb ik de indruk dat er een soort realisme in de literatuur en de kunsten binnensluipt. Sociaal realisme is natuurlijk geen nieuw gegeven, maar soms heb ik de perceptie, ik weet niet of die ook gegrond is, dat dat terug wat meer leeft. Ik denk bijvoorbeeld aan Jaap Robben die in Zwijgmannen schrijft over hoe je je moet verhouden tot mensen met wie je niet dezelfde taal deelt, of aan toneelregisseur Milo Rau die met The new Gospel een passiespel maakte met Afrikaanse migranten. Ook filmmaker Moon Blaisse haalt in haar documentaire The miracle of Almeria dezelfde problematiek aan als in mijn boek Oogst. En zo zijn er nog tal van andere geëngageerde Nederlandstalige schrijvers op te noemen, Mira Feticu, Eric Vlaminck, Jeroen Olyslaegers, Stefan Hertmans, … Zelf durf ik ook in mijn colums voor De Standaard en De Morgen de situatie van dakloosheid en het woongebrek aan te kaarten. Als je als auteur een forum krijgt, dan is het een uitgelezen kans om te schrijven over zaken die je ziet verkeerd lopen en waar je dan toevallig wel iets over weet. Hoe meer iets van verschillende kanten wordt belicht, hoe meer kans op verandering dat sowieso biedt. Ik zal nooit iets met de voeten vooruit tackelen, daarvoor zoek ik te graag de nuance op, maar aan de andere kant moet je soms ook de boel durven afbranden. Anders schuift er nooit iets.”


Het Vermeylenfonds zet taal en literatuur in voor een socialere samenleving. Literatuur zou tolerantie en inclusie bevorderen. De ontlezing bij jongeren neemt echter met Je bewijst jongeren rasse schreden toe. Buiten de boeken op de verplichte geen dienst met leeslijst zouden jongeren het wegsteken weinig tot geen grote literaire werken meer lezen. Netflix of verzachten en andere streamingdiensten van moeilijke vervangen steeds meer het boek. Denk je dat er meer zou geschiedenis. moeten ingezet worden op literatuuronderwijs in scholen of zie je dit niet echt als een probleem?

“Voor mij staat het leesplezier voorop. De focus moet liggen op hoe fijn lezen wel niet is. Ik geloof niet in verplichte leeslijsten, laat jongeren lezen wat ze willen, zelfs al is dat de grootste pulp. Lezen wordt pas leuk als er vaart en snelheid in zit. Daarom ben ik mijn vader ook eeuwig dankbaar. Hij was een notoir stripboekenlezer. We haalden thuis ook alle boeken met Gouden en Zilveren Griffel uit de bib, maar er werd nooit neerbuigend gedaan over het lezen van strips. Zo hadden we alle Thorgals. Ik heb daar zoveel uitgeleerd, over hoe je een verhaallijn opbouwt of hoe je iets vanuit verschillende standpunten kan belichten. Ik ga dus nooit mijn kinderen opleggen wat ze moeten lezen, als ze maar graag lezen. Eenmaal dat plezier er is, kan je voorzichtig beginnen sturen en suggereren. Ik heb het wel moeilijk met de trend van ‘pajamafication’. In Tennessee schrapte een school de graphic novel Maus over de Holocaust-horror van de leeslijst. Het taalgebruik zou te grof zijn voor 13-jarigen en er kwam teveel naakt in voor. Je bewijst jongeren geen dienst met het wegsteken of verzachten van moeilijke geschiedenis. Ja, The Boy in The Striped Pajamas is een lief en onschuldig boek, maar het mist alle pijn, bruutheid en gelaagdheid van een werk als Maus. Maus is niet mooi, is niet fijn, maar juist dat maakt het een ijzersterk werk. Achteraf gezien was het een geniale zet. Wat gebeurde er? Het boek werd instant een bestseller op Amazon. Pubers zijn van nature enorm geïnteresseerd in wat ze niet mogen lezen. Verbied boeken en de bibliotheken gaan loos. Ik heb er dus wel vertrouwen in dat het wel losloopt met de lezende jongeren. Ik zie ook geen graten in het grote aanbod aan films of series op Netflix of andere streamingdiensten. Er bestaat nu gewoon naast boeken nog een ander interessant en kwalitatief aanbod. Op een lezing hoorde ik Mircea Cărtărescu vertellen hoe onder het Ceaucescu-regime Roemenen alleen maar klassieke literaire werken konden lezen, omdat er amper nieuw werk gepubliceerd werd. Daarbuiten was er geen muziek, waren er geen films. Dat is van de ene kant verenigend (zowel de boeren als de intellectuele elite lazen dezelfde boeken), maar die eenzijdigheid lijkt me ook culturele armoede. Sommige films hebben een onuitwisbare indruk op mij nagelaten, en idealiter zie je die op groot scherm, ja. Netflix is dan een goeie tweede optie. En ook, als het beluisteren van podcasts of voorleesboeken een opstapje vormt voor moeilijk lezende jongeren, dan kan ik dat alleen maar toejuichen. Zelf hou ik enorm van papieren boeken, maar tijdens vervelende klusjes of lange autoritten kan ik ook enorm genieten van een app als Storytel. Zo proef je de taal nog beter. Over de ontlezing maak ik me dus niet zozeer zorgen. Maar als het gaat over jezelf al lezend te informeren over de wereld, dan ben ik wel bezorgd. Onze kinderen komen niet langer via kranten of radio, maar via sociale media aan nieuws. En dat is geen objectieve kennis, maar kennis die zwaar gekleurd is door een klikverslavend AI-algoritme dat erachter zit. Daar valt volgens mij nog heel wat winst te rapen. In lerarenopleidingen wordt daar gelukkig al meer op ingezet, maar we zijn daar toch nog heel zoekend in.”


Nog even terug naar jou. Mogen we binnenkort een derde roman verwachten?

“Er leeft wel een verhaal in mijn hoofd. Toen ik Noord aan het schrijven was, zaten we in verbouwingen, had ik geen uitgever, wist ik niet wat ik aan het doen was en schreef ik hoofdzakelijk kladversies in het weekend met een huis vol kinderen. Met Oogst was dat anders, ik had een uitgever, een contract, een schrijfplek en ik wist dat ik gepubliceerd zou worden. Nu ben ik wat stomweg in een job terechtgekomen, een heel fijne job overigens, die echter wel wat tijd van me vergt waardoor er weinig tot geen ruisvrije tijd meer is. Ik ben er een weekje alleen op uitgetrokken en in een hutje van een bevriend schrijver in de bergen gaan zitten om te onderzoeken wat er speelde als er geen ruis was. Verhalen komen nu eenmaal sneller als er wat luwte is. Gelukkig ontdekte ik dat er nog heel veel ideeën waren en intussen beginnen de scènes ook echt te leven in mijn hoofd. Ik heb gewoon een lange aanlooptijd nodig en moet nog in the zone raken, maar die derde roman, die komt er wel.”

Merci voor het interview en heel veel succes met het schrijven van je derde roman.

Kristel Gijbels