Lieve Goorden over Hannah Arendt

Lieve Goorden promoveerde in de Politieke en Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen, waar ze het vak Technologie en Maatschappij doceerde aan de Faculteit Economische Wetenschappen. Algauw raakte ze gefascineerd door het publieke debat over de nieuwste technologieën en zette daarover onderzoek op voor organisaties zoals het Studiecentrum Technologie en Beleid ( TNO, Delft), het Instituut voor Samenleving en Technologie van het Vlaams Parlement en de Universiteit Antwerpen. Ze coördineerde een door de Vlaamse overheid gefinancierd grootscheeps onderzoeksproject Nanotechnologieën voor de maatschappij van morgen, waarin filosofen, sociologen en nanotechnologen in directe dialoog met geïnteresseerde burgers, nauw met elkaar samenwerkten

Lieve Goorden schreef een boeiende en toegankelijke inleiding op het leven en werk van Hannah Arendt. Net verschenen in de reeks “de essentie van... van ISVW Uitgevers. Gevat en direct gelinkt met de werkelijkheid van vandaag. Een aanrader voor wie kennis wil maken met het oeuvre van deze bijzondere filosofe.

Pierre Lefranc en Willem Debeuckelaere spraken met haar via skype.


Willem: “Hoe ben je tot Hannah Arendt gekomen? Als jurist was ikzelf vooral op zoek naar meer filosofische diepgang van het juridische concept “mensenrechten”, en ook de verslaglegging over het proces Eichmann, de vraag naar de verantwoordelijkheid en de schuld, trok mij aan. En ten slotte heeft het enthousiasme van Hans Achterhuis me voor altijd de weg naar Hannah Arendt gewezen.

Pierre: Ik leerde Arendt kennen door Dirk De schutter toen ik bij Aardewerk, radicale ecologisten, zijn lezingen volgde: op eigenzinnige wijze, vol overgave en niet aflatend, stomend.  Toen ik naar huis ging wist ik dat ik het werk van die filosofe moest lezen. En dat is nu al wat aardig geluktOok ik ben jurist en zij heeft een zeer nuchtere kijk op de maatschappij waarin zij leefde, op de werkelijkheid. Zij wil begrijpen. Dirk De Schutter toont dat op weergaloze wijze aan.

Lieve Goorden: “Dirk De Schutter heeft ook belangrijke vertalingen van Arendts werk gemaakt. Ik beschouw mezelf niet echt als een specialiste van Arendt zoals hij.Toch even mijn achtergrond meegeven en hoe ik bij Arendt terechtgekomen ben: ik ben socioloog en heb me tijdens mijn loopbaan toegelegd op wetenschap en technologie en de vraag naar de impact ervan op de maatschappij, op de ethische, maatschappelijke en ecologische vragen die men zich kan en moet stellen. Ik begon mijn werk bij de “Stichting Technologie Vlaanderen” van de SERV, in de jaren ’80, toen de Vlaamse overheid met een eigen technologiebeleid van start ging. Toen werden ook het Vlaams Instituut Biotechnologie (VIB) en IMEC, het micro- en later nano-elektronica centrum te Leuven, opgericht. Later werkte ik aan de Universiteit Antwerpen waar we in een interdisciplinair team van sociologen, filosofen, biotechnologen en nanotechnologen onderzoek deden naar gentechnologie, nanotechnologie, hersentechnologie, informatie- en communicatietechnologie en hoe die technieken vandaag de dag samenwerken om de lichamelijke en mentale prestaties van de mens te verbeteren en zo te evolueren naar een verbeterde mensensoort.

Zo ben ik bij Arendt terechtgekomen, want in haar werk ‘De menselijk conditie’ stelt ze de vraag, en ik citeer deze even want ze is belangrijk: “Waar zijn we mee bezig wanneer we een vrije gift uit het niets, het menselijk bestaan zoals het ons is gegeven, inruilen voor iets wat we zelf maken”. Dat boek verscheen in 1958, dus toen al dacht Arendt na over die verregaande implicaties van wetenschap en technologie. Wat mij vooral boeit in dat boek – iets wat zelden aan bod komt in besprekingen van haar werk - is het laatste hoofdstuk ‘De vita activa en de moderne tijd’ waarin ze twee denklijnen uitzet. Enerzijds: hoe komt het dat wetenschap geleidelijk aan geëvolueerd is naar vooral pragmatische toepasbaarheid en dat de ontwikkeling van technologie centraal komt te staan in het wetenschappelijk onderzoek. Arendt vertelt hoe de initiële droom van de wetenschappers, van bij de Grieken tot in de moderne tijd, erin bestaat om zich een zo getrouw mogelijk beeld van de werkelijkheid te vormen: de zoektocht naar waarheid over de natuur en de kosmos. Dat is altijd de belangrijkste ambitie, het centrale streven van wetenschappers geweest. Hoe is het dan gekomen dat wetenschappers hun aandacht mettertijd verlegd hebben naar die technische focus? Eigenlijk, schrijft Arendt, is heel die zoektocht naar waarheid uitgelopen op een grote frustratie, een enorm débacle.  Vooral in de negentiende eeuw zijn filosofen beginnen inzien dat we géén waarheid over de werkelijkheid kunnen vinden. Dat al onze onderzoeksresultaten steeds relatief en voorlopig zullen zijn. Want vooreerst hebben we geprobeerd met ons observatievermogen en met alle gesofisticeerde instrumenten die dat vermogen kunnen bijstaan, objectieve waarheid over de werkelijkheid te leren kennen. Maar we hebben mettertijd leren inzien dat onze zintuigen ons serieus kunnen bedriegen. En dat die zintuigen het alsmaar meer laten afweten is ook vandaag duidelijk, nu nanotechnologen pogen door te dringen in de minuscuul kleine ruimte van atomen en moleculen, terwijl ook de oneindig uitdijende macrokosmos finaal ontoegankelijk blijkt voor de mens. In tweede instantie, zegt Arendt, hebben niet alleen onze zintuigen maar heeft ook ons verstand, onze denkkracht ons in de steek gelaten. Descartes heeft nog geprobeerd om via de studie van processen van ons verstand, via de studie van de manier waarop we redeneren, logisch denken, theoretiseren, tot de finale waarheid over de werkelijkheid te komen. Maar ook dat is op niets uitgelopen, want alles wat we op die manier vinden zijn eigen constructies, maaksels van ons eigen bewustzijn. En de vaststelling dat wetenschap ons niet toelaat om waarheid te vinden, heeft tot wanhoop geleid onder filosofen. Waarop wetenschappers hebben geredeneerd: als we de waarheid over de werkelijkheid dan toch niet kunnen kennen, dan moet er wellicht iets anders mogelijk zijn met die kennis. Het is Bacon die als eerste begrijpt dat de kennis waarover we dan wel beschikken, een hele nieuwe ambitie van de mens mogelijk maakt, namelijk een technische beheersing over de natuur. Arendt beschrijft die lange termijn ontwikkeling mooi, maar soms ook moeilijk. Ik heb geprobeerd in mijn boek de grote lijn hiervan begrijpelijk te vertalen. Ik vind dit een enorm interessante verklaring voor de vraag waarom we zo hard zijn gaan inzetten op technologische ontwikkeling, waarom onze wetenschappelijke energie vandaag zo gefocust is op technische toepassing. Dat is de ene denklijn die ze ontwikkelt.

Essentie Arendt Front

De andere denklijn die Arendt uitzet en die ik ook fascinerend vind, is dat zij in haar tijd – toen het nog ging om de ontdekking van de splitsing van het atoom en de kernenergie en om de allereerste inzichten in het menselijk genoom en DNA -   de enorme mogelijkheden van technologie heeft voorzien. Arendt stelt vast dat we sinds de industriële evolutie gepoogd hebben om met technologie de natuur zo efficiënt mogelijk te gebruiken in functie van ons eigen comfort en van een gerieflijke wereld. Dan gaan we in de toekomst de natuur niet langer alleen maar gebruiken, we gaan die natuur en het leven ook nabootsen en als het even kan verbeteren. En daar zijn we nu volop mee bezig, denk aan de nieuwste gentechnologie (CRISPR) waarmee we het genoom van planten, dieren en mensen zeer gericht en gemakkelijk kunnen verbeteren, of aan onze pogingen om slimme robotten te ontwerpen, of aan het chemisch nabouwen van genen en cellen in het laboratorium. Arendt heeft zulke lange termijn ontwikkelingen voorzien. Ik heb hierover ook geschreven in mijn boek ‘De sprong in de techniek. ‘Nadenken over wat we doen’ dat in 2017 verschenen is bij ISVW en dat goed is aangeslagen. De redacteurs van de uitgeverij zagen ook wel dat ik naast andere auteurs veel refereerde aan Hannah Arendt. Zo kwam de vraag van de uitgeverij om een inleiding te schrijven voor de reeks ‘De essentie van…’.  Die vraag boezemde me wel enige angst in want ik had Arendt voornamelijk vanuit mijn interesse voor wetenschap en technologie gelezen.  Een inleiding veronderstelde toch nog heel wat extra studie en literatuur.

Gelijkheid stoelt op onze beslissing om elkaar gelijke rechten te garanderen
Hannah Arendt

Willem: Wat zij meemaakte, bepaalde haar denken. Zonder nazisme geen Hannah Arendt zoals we die nu kennen. Vele ander grote figuren uit de filosofie kunnen zo’n ervaringswereld niet voorleggenTe denken aan Kant op wiens dagindeling de klok kon worden juist gezet en nooit verder gekomen is dan Köningsbergen. Bij Arendt is het wedervaren met de buitenwereld manifest aanwezig. Ze is een filosofe die in het leven staat.

LieveArendt heeft zich afgezet tegen het academische milieu waar ze toch initieel toe behoorde. Dat heeft ook te maken met haar diepe ontgoocheling in haar intellectuele vrienden, waaronder ook Heidegger, die de opkomst van het nazisme toejuichen. Ze schrijft ergens dat zij nooit nog iets te maken wil hebben met de universiteit, dat zij geen vaste aanstelling als professor wil.

Haar belangrijke werk ‘The Origins of Totalitarianism’, dat direct na de Tweede Wereldoorlog verschijnt, spreekt mensen aan omdat er heel wat lijnen te trekken zijn naar vandaag. Zoals wanneer Arendt het heeft over de gevaren van globalisering. Bijvoorbeeld voor de democratie, want daarvoor zijn grenzen belangrijk, zonder grenzen zijn we enkel nog toeschouwers. Een argument dat onder meer speelde in het recente Marrakesh-debat in de Kamer. Een ander gevaar van globalisering, zo voorspelt Arendt, is dat van groeiende politieke apathie. Dat zien we vandaag gebeuren, kijk maar naar de laatste verkiezingen, waar tien procent van de stemgerechtigden niet is komen opdagen en zes procent blanco of ongeldig stemt. Ontzettend veel stemmen gingen daardoor verloren. Globalisering zal volgens Arendt ook het nationalisme en het isolationisme aanwakkeren, getuige de huidige Corona crisis, nu elke nationale staat zich op zichzelf terugplooit.

Ook ziet  Arendt de groep mensen die zich niet langer thuis voelt in onze maatschappij en daarom teruggrijpt naar wanhopige rebellie, steeds groter worden. Ik moest direct denken aan de gele hesjes in Frankrijk en de boze boeren in Nederland. Het zijn groepen waarop gevestigde politieke partijen en vakbonden géén greep krijgen en waarbij extreemrechtse en populistische partijen hun voordeel willen halen door deze groepen gevoelens van racisme en xenofobie aan te praten. En langs de andere kant groeit de groep mensen die géén nieuwe thuis meer kan vinden.  Ze heeft het over vluchtelingen, een kwestie die ook al in de jaren dertig speelt en een groep waar Arendt zelf deel van uitmaakt. Gelijkheid stoelt op onze beslissing om elkaar  gelijke rechten te  garanderen, stelt ze. Mensenrechten zijn niet aangeboren, zijn géén natuurlijke rechten, het zijn politiek besliste rechten.”

PierreWat mij opvalt is dat Hannah Arendt vanuit verschillende hoeken wordt gebruikt met uitspraken die ze niet zo bedoeld heeftZe wordt opgevoerd in allerlei politieke debatten om die beslecht te zien met verwijzingen naar bijvoorbeeld haar boek over totalitarisme. Ze heeft natuurlijk vele stellingen uitgewerkt en dat maakt haar werk zo complex èn rijk: je wordt wel gedwongen om goed na te denken.

Lieve: Eind jaren 60, begin jaren 70, in de tijd van de studentenrevoltes, wilden de linkse studenten in de VS haar in hun kamp krijgen wat betreft haar houding ten aanzien van de Vietnamoorlog. Neem eens een duidelijk standpunt in, vroegen ze haar. Zij zei: ik wil dat niet doen. Als ik dat zou doen, gaat dit ten koste van mijn eigen denkvermogen. Dat laat ik niet aantasten. Ik moet onbevangen naar de dingen kunnen kijken. Wij politieke docenten, mogen niet dié invloed krijgen op studenten. Wij zijn géén kleuterleidsters. Ze moeten zelf leren nadenken, zie Kant: je moet zelf nadenken, zelf oordelen gegeven alle informatie die je hebt. Op zich vind ik dat zeer interessant. Linkse groepen stellen: Arendt is van ons. Maar je merkt dan dat in heel die Marrakesh discussie iemand van de NVA in het Vlaams parlement de redenering volgt dat globalisering de democratie ondergraaft, wat een argument van Arendt is. Dit is nog maar eens een illustratie van haar rijke denken.  Je mag niet bevooroordeeld naar haar kijken.”

Wat mij boeit bij Arendt, is haar concept ‘vriendschap’
Lieve Goorden

Willem: Zijn er nog zaken uit haar werk die we nog niet behandelden en die je speciaal wil benadrukken?

Lieve: “Wat mij boeit bij Arendt is haar concept ‘vriendschap’. Dat zou ik graag wat verder uitdiepen.  Vriendschap was in haar privéleven zeer belangrijk. Ze had veel vrienden, in Frankrijk, Duitsland, in heel Europa. In Amerika had ze ook vrienden onder niet-Joden, wat toen ongebruikelijk was in Joodse middens. Zij onderhield die vriendschappen ook nauwgezet, via brieven, reizen, verblijven. Daarnaast beperkt Arendt het concept vriendschap niet tot de private sfeer, ze trekt het open naar het politieke plan. Ze zegt dat bij elke interactie en elk direct overleg in kleinere groepen, een vorm van vriendschap tussen mensen speelt. Je zou het vandaag ook burgerzin of gemeenschapszin kunnen noemen. Ze geeft het voorbeeld van de intellectuele salons in Parijs en Berlijn in de 18de eeuw. Meestal nam een vrouw het initiatief om intellectuelen en kunstenaars samen te brengen die politieke ideeën met elkaar uitwisselden. Ze geeft het voorbeeld van de volksraden, zoals in de Hongaarse revolutie, in Berlijn na de eerste wereldoorlog en bij aanvang van de Russische revolutie: burgers en arbeiders die samenkomen en spreken over wat hen bezighoudt en aanbelangt. We kunnen dit idee van vriendschap in politieke zin vandaag doortrekken naar de beweging van directe democratie en burgerinitiatieven of burgerpanels. Denk aan David van Reybroeck die zulke initiatieven ziet als aanvulling bij de representatieve democratie. Dat is ook bij Arendt te onthouden: zij is niet tegen de representatieve democratie maar ze zegt dat ook vriendschap, die zij een republikeinse deugd noemt, een plaats moet krijgen. We moeten terug naar kleine kringen van mensen die we kennen om over die kwesties die ons aanbelangen ‘in vriendschap’ te spreken, openlijk te discussiëren. Arendt verwijst hier naar Kant die zegt dat vrije communicatie de belangrijkste politieke vrijheid is. Want met elkaar kunnen praten, met elkaar van mening kunnen verschillen is een voorwaarde om zelf te kunnen denken en oordelen. Vandaar dat Arendt allergisch is voor totalitarisme waar die vrijheid niet bestaat, waar elke vrijheid van denken en spreken in de kiem wordt gesmoord.

Dan is er ook haar optimisme. De Amor Mundi: “Schöne, schöne Welt!”. Na alles wat ze heeft meegemaakt in haar leven is het zeer opmerkelijk dat ze zo optimistisch blijft. In tegenstelling tot Heidegger met zijn ‘sein zum tode’, of elk leven bestaat uit angst voor de dood. Terwijl Arendt zegt: wat belangrijk is, zijn de nieuwe mensen die geboren worden, de nataliteit: ‘Een kind is ons geboren!’. Elke nieuwe generatie kan steeds met iets nieuws op de proppen komen.”

Pierre: Die insteek van vriendschap is voor mij verbonden met het “handelen” in de menselijke conditie. Zoals zij dat beschrijft en de noodzaak om tot een “samen – leving” te kunnen komen. De sleutel tot “samen – leven”. Dan zijn we ook niet ver van burgerlijke ongehoorzaamheid zoals door Arendt wordt geschreven. Dat is ook een specifiek handelen. Is zij een typisch vrouwelijke politica, denker, filosoof?

Lieve: “Het valt me wel op dat zij in haar tijd de enige vrouwelijke filosofe van belang was tussen enkel mannen. Ze is vooral in gesprek met mannelijke filosofen en schrijvers, denk vooral aan Martin Heidegger, Karl Jaspers, Hans Jonas, Jean-Paul Sartre, Albert Camus. Ze volgt wel de publicaties van de Franse schrijfster en filosofe Simone de Beauvoir en correspondeert uitgebreid met de Amerikaanse schrijfster en vriendin Mary McCarthy. Ze schrijft ook veel brieven naar vriendinnen over privézaken, dus vooral vriendschappelijk. Ja, misschien is haar vrouwelijkheid te verbinden met die vriendschap.”

Nataliteit ?

Lieve: “En pluraliteit! Je ziet dat mannelijke filosofen eerder zullen spreken over “De Mens”, in abstracte zin.  Terwijl zij duidelijk zegt: “De” mens bestaat niet. Dat is een concept. We moeten het hebben over “de mensen”, de individuele mensen, elke mens is anders, er lopen géén twee dezelfde mensen op de wereld rond. Elke mens is uniek. Dat betekent dat elke nieuwe mens, elke nieuwe boreling, met iets verrassends uit de hoek kan komen, net omdat hij of zij zo buitengewoon is. Is dat een typisch vrouwelijke filosofie? Ik zou het niet weten. Ik heb wel de indruk dat mannelijke filosofen dikwijls toch abstracter redeneren over hoe de geschiedenis zich ontwikkelt, hoe er achter de rug van concrete individuen om, allerlei dwingende krachten werkzaam zijn – denk aan de klassenstrijd bij Marx, de onzichtbare hand bij Adam Smith, de list van de Geest bij Hegel, de list van de Natuur bij Kant - die de geschiedenis aansturen in een bepaalde richting. Terwijl het bij Arendt gaat om individuen, zij maken de geschiedenis. Is dat vrouwelijk, ik weet het niet, maar het valt wel op bij haar.”

Willem en PierreOok opvallend is dat zij vertrekt vanuit een rigoureuze observatie van de geschiedenis en de werkelijkheid. Zij bouwt géén ideologie op of construeert geen denkkader waarin dan alles wordt vertimmerdZe gaat zeer empirisch te werk. Ook met een grote liefde en betrokkenheid op de mensen. Dat is toch wel een krachtbron in haar werk en leven. Haar roep “Vita Activa” charmeert, trekt aan. Haar leven is getekend door het nazisme, het vluchteling zijn, méér dan zeventien jaar lang was ze in de VS zonder staatsburger te zijn.

Lieve: Het klopt dat ze met haar twee voeten in het leven en in de maatschappij staat. Maar dan vind ik het des te meer opmerkzaam – en hier wordt volgens mij te weinig aandacht aan besteed – dat ze in haar laatste werk 'The life of the mind' (‘Het leven van de geest’) terugkeert naar de filosofie, haar eerste liefde, alsof ze fundamenteel op alles wat ze heeft meegemaakt wil terugblikken. Ze stelt daarin wezenlijke vragen zoals: Wat is denken en wat doen we precies wanneer we denken? Of: Hoe zijn we tot de ontdekking gekomen dat we beschikken over een vrije wil? En hoe kunnen we oordelen over goed en kwaad? Deze vragen zijn op het eerste zicht niet meteen gelinkt met de realiteit van vandaag. Alhoewel: hoe gaan we in post-corona tijden nadenken en oordelen over handelingen en keuzes die we voordien heel normaal vonden - denk bijvoorbeeld aan ons massaal reisgedrag – maar die nu niet langer evident zijn. Misschien zullen we opnieuw met een open geest moeten leren oordelen over prioriteiten. Daarvoor is het goed dat we ‘Het leven van de geest’ nog eens ter hand nemen.

Willem en Pierre: Dat zijn nu wel niet de gemakkelijkste teksten. Overigens haar eerste werk, haar doctoraat over het liefdesbegrip bij Augustinus. Is dat leesbaar?

Lieve: “Haar doctoraat heb ik niet gelezen, maar in haar behandeling van de wil, merk ik wel dat ze veel inspiratie vindt bij vroegchristelijke filosofen zoals de apostel Paulus, Augustinus, Thomas van Aquino, Johannes Duns Scotus. Het is haar stelling dat deze filosofen het menselijk vermogen van de vrije wil hebben ontdekt. De boodschap van Paulus die de christenen voorhield “bemin uw naaste zoals uzelf” heeft ons bewust gemaakt dat we evengoed niet kunnen gehoorzamen aan zulk gebod. Dat we dus een vrije wil hebben om het gebod op te volgen of naast ons neer te leggen. Veel filosofen staan argwanend tegenover een vrije wil, omdat die altijd gericht is op een fundamenteel onzekere toekomst. Arendt daarentegen is ervan overtuigd dat de vrije wil bestaat, dat we ons bewust kunnen zijn van het feit dat we iets willen. De directe innerlijke ervaring van een ik-wil geldt voor haar als een afdoend bewijs voor de werkelijkheid van ons wilsvermogen. Net zoals de directe innerlijke ervaring van een ik-denk dat is voor de werkelijkheid van ons denkvermogen. Iets wat de meeste filosofen dan weer niet zullen betwisten. De vraag of de mens beschikt over een vrije wil is weer zeer actueel. Er zijn de discussies over ons brein en de vrije wil, een debat dat vandaag veel stof doet opwaaien en waarover de meningen zeer uiteenlopen: bepaalt ons biologisch brein eenzijdig onze gedachten en daden of is er ruimte voor keuze? Ook hier liggen de argumenten van de deterministen – vrije wil is schone schijn – goed in de markt.”

Willem: “Zullen we hierbij afsluiten?”

Lieve: “Misschien ter overweging voor post-coronatijden, volgend mooi citaat dat de kern van Arendts filosofie goed samenvat: “Als de stormwind van het denken je uit je slaap rukt, dan zal je zien dat je niets anders overhoudt dan verwarring. En het beste dat we daarmee kunnen doen is die met elkaar delen.”

Pierre Lefranc en Willem Debeuckelaere