Misdaad, straf en de vrije wil. Kunnen we er (n)iets aan doen? (INTERVIEW)

Geen beter moment dan op een zondagochtend praten over ‘vrije wil’ in deze barre coronatijden. Op veilige afstand en ‘in ons kot’ denken we met moraalfilosoof Jan Verplaetse en strafrechters Jos Decoker en Hans De Waele na over hun ideeën en opvattingen omtrent vrije wil. Hebben we allemaal een vrije wil of bestaat die niet echt? Wat verstaan we onder schuld en hoe gaan we om met straf? Is onze vrije wil een illusie? (Uit DNG nr.4/2020; foto's Lieven Nollet)

Vrije Wil

Jos Decoker, Jan Verplaetse en Hans De Waele


Willem: “Het boek van Jan Verplaetse ‘Zonder vrije wil’ geeft een aanknopingspunt om dit gesprek te starten. Heel terecht staat achteraan het boek: ”We zitten met een filosofische waarheid die niet rijmt met onze alledaagse intuïties en emoties. En eigenlijk ook niet met de klassieke regels van ons strafrecht.” Jan, kan je ons kort en krachtig uitleggen waar je boek eigenlijk over gaat?

Jan: “Laten we om te beginnen iets dieper ingaan op de notie ‘schuld’. Schuld heeft verschillende betekenissen. ‘Schuld’ kan betekenen dat iemand iets gedaan heeft, schuld in de causale betekenis. In juridische kringen wordt ‘schuld’ vaak gelijkgesteld aan ‘opzet’. Mensen kunnen opzettelijk iets doen. Maar daarnaast is er ook een notie van ‘schuld’, met name ‘morele schuld’, waarmee we bedoelen dat iemand verwijtbaar is. Die notie van schuld in de morele betekenis is moeilijk te rijmen met een causale kijk op de werkelijkheid. Wanneer je zegt dat iemand schuld treft dan denk ik dat je ervan uit gaat dat die persoon op het ogenblik dat zij iets verkeerd heeft gedaan ook in staat moet zijn geweest om anders te handelen, bijvoorbeeld dat zij die diefstal niet zou hebben gepleegd. Die idee van ‘het in staat zijn om het niet te doen’ is iets wat moeilijk te verenigen is met het inzicht dat als er zaken gebeuren die altijd oorzaken hebben en dat je die oorzaken niet kan vermijden of alleen wanneer daarvoor opnieuw oorzaken zijn.

Dat is het basisprobleem; je zit met een concept van schuld waarvan ik denk dat het steunt op de idee dat mensen in staat zijn om anders te handelen. Maar als je een wetenschappelijk causale kijk hebt op de dingen dan is dat moeilijk vol te houden. Dan zit je met een contradictie of met een ongerijmdheid. Je kan zeggen dat filosofie niets te maken heeft met de realiteit. Dat is nu eenmaal zo, we leven dan met die contradictie en we doen gewoon verder alsof mensen wel in staat zijn om anders te handelen. Of je kan ook zeggen, en dat is mijn functie, je neemt filosofie serieus en je probeert een consistent mens- en wereldbeeld uit te bouwen waarin je een keuze moet maken.  Ofwel verlaat je dat causale denken, wat voor mij geen optie is. Ofwel probeer je morele schuld weg te denken, te vergeten of anders in te vullen. Kortom je doet aan revisionisme; je gaat proberen om de foute elementen uit je mens -en wereldbeeld te schrappen.

Een andere opvatting is dat schuld perfect kan bestaan zonder die notie van ‘anders kunnen handelen’. Je kan dan zeggen dat wetenschap en causaal denken enerzijds en schuld anderzijds te verenigen noties zijn. Deze filosofen in het debat geloven dat je niet anders moet kunnen handelen om verwijtbaar te zijn aan een fout of misdrijf. Dit is de insteek van het hele debat. Je weet ook welke positie ik daarin gekozen heb. De eerste positie van ‘er is geen vuiltje aan de lucht’ en filosofie en werkelijkheid hebben niets met elkaar te maken, vind ik een laffe attitude. Het laatste idee, dat het niet zou leiden tot een contradictie, vind ik filosofisch moeilijk te verkopen. Er zijn wel veel mensen die dit denken, ik verwijs naar wijlen Etienne Vermeersch. Mijn standpunt is dat we een manier moeten vinden om over dingen die verkeerd gaan, te kunnen spreken zonder dat we die notie van schuld in de klassieke morele betekenis nog gebruiken.”

WillemIn dit debat zijn er twee juristenHoe pakken jullie dat aan?

Hans: Bij mij is dat een aantal jaren geleden voor het eerst binnengekomen.”

WillemUit eigen ervaring of na het lezen van dat boek?

HansStartend uit eigen ervaring. Het feit dat mensen schuldig zouden zijn aan zaken waaraan ze eigenlijk niet kunnen doen of omgekeerd dat mensen ongelooflijke verdiensten zouden hebben aan zaken waaraan ze evengoed niets kunnen doen, is een discours dat bij mij al heel lang wringt. Dat mensen zich op de borst kloppen wanneer ze bepaalde prestaties hebben geleverd, gaat eigenlijk voorbij aan het gegeven dat ze heel veel zaken gewoon gekregen hebben van de natuur of hun omgeving. Maar ook het falen van mensen is iets dat door interne (bv. hersenprocessen) of externe (bv. de wieg waarin je werd geboren of gelukkige mee- of tegenvallers) omstandigheden wordt getriggerd. Het boek van Jan Verplaetse heeft mij de theoretische bagage gegeven om dat dieper gevoel dat al heel lang aanwezig was om te zetten in een aantal argumenten die in het begin moeilijk waren voor mij en die ik zelfs niet helemaal kon aanvaarden. Op een bepaald moment heb ik dat boek twee en drie keer gelezen, heb ik mij ook ingegraven in andere literatuur rond dit thema en begon mijn mens- en wereldbeeld te schuiven.”

Willem: “En bij jou Jos?”

Jos: “Ik denk dat elke strafrechter bij het nemen van beslissingen sowieso vertrekt vanuit een bepaald mens- en wereldbeeld. Het is ook moeilijk om op een consequente manier te straffen als je dat niet doet vanuit een denkkader dat logisch aanvoelt voor jezelf. Ik heb de filosofische stroming van het vrije wilsceptiscime effectief leren kennen door het lezen van Jan’s boek tien jaar terug. Dat vond ik meteen interessant omdat ik veel aanknopingspunten vond met bestraffingstheorieën waaraan ik sowieso al veel belang hechtte. Zoals de nadruk op een herstelgerichte justitie (“restorative justice”) en de relativering van het nut van vergelding (“justice without retribution”). Kort gezegd biedt het vrije wilsceptiscime, of minstens het nadenken over het al dan niet bestaan van een vrije wil, dat denkkader waarover ik het daarnet had.”

WillemOns strafwetboek is gebaseerd op een tarief, een menu. Je hebt dàt gedaan, je bent daaraan schuldig bevonden dan krijg je de rekening gepresenteerd. Dat systeem gaat toch uit van het bestaan van een vrije wil en van verantwoordelijkheid? Botst het strafrecht dan niet met het vrije wilsceptiscisme?

Jos: Laat mij, voor we aan het eigenlijke vrije wilscepticisme beginnen, twee voorbeelden geven die meteen duidelijk maken dat de beoordeling van strafrechtelijke verantwoordelijkheid niet steeds het eenvoudige hermetische systeem is waarop je zinspeelt. Neem het misdrijf ‘toebrengen van opzettelijke slagen of verwondingen’. Stel je geeft iemand uit frustratie een duw zodat die persoon op de grond valt. Ontoelaatbaar uiteraard. Maar de gevolgen voor het slachtoffer kunnen meevallen. Die gevolgen kunnen ook tegenvallen. Je kan je perfect de situatie inbeelden waarbij die persoon door een samenloop van omstandigheden of toevalligheden door die duw een verkeerde val maakt, ongelukkig met het hoofd op een kasseisteen valt en daardoor levenslange hersenschade oploopt. Terwijl je dat als dader nooit hebt gewild. In de huidige stand van de wetgeving en de rechtspraak is het zo dat je strafrechtelijk verantwoordelijk bent, ook voor de niet gewilde gevolgen van die duw die je opzettelijk gaf. Je zal bij een blijvende schade aan het slachtoffer potentieel ook zwaarder worden gestraft. Maar je mag gerust vragen stellen bij de logica van dat systeem. In geen van beide gevallen wou diegene die de duw gaf immers dat het slachtoffer ernstig zou geschaad worden. Dat dat in het ene geval niet en in het andere geval wel zo was berust in dit voorbeeld enkel op een ongelukkig toeval. De dader kan in beide gevallen op zich ook ongevaarlijk zijn. Tweede voorbeeld. Ik schiet naar iemand met de bedoeling hem te doden maar de kogel ketst af op het borstbeen van het slachtoffer dat blijft leven. Door dat (gelukkig) toeval spreken we van een poging tot doodslag. Als de kogel een halve centimeter meer naar links of rechts was binnengekomen was er sprake van doodslag. Moet je dan verschillend bestraffen in beide gevallen? De dader wou immers iemand doden en zijn ingesteldheid is in beide gevallen even gevaarlijk. Dat de gevolgen van zijn gevaarlijk gedrag in het eerste geval meevielen is opnieuw louter te wijten aan toeval. Wel het vrije wilscepticisme laat toe om over dit soort hypotheses op een meer genuanceerdere manier na te denken.”

Jan: Dit zijn mooie voorbeelden van wat men in de filosofie moral luck noemt. Het zijn de omstandigheden die ervoor zorgen dat we die persoon anders gaan bekijken. Is het zo dat de persoon die pech heeft gehad meer verantwoordelijk is dan de persoon die geluk had? De notie van moral luck , is voor klassieke strafrechtfilosofen een groot probleem. Zij moeten kunnen motiveren hoe toeval ervoor kan zorgen dat iemand meer of minder verantwoordelijk is. Wij, vrije wilsceptici, hebben daar geen last van. We kunnen het blikveld zuiver houden om ons af te vragen wat de strafdoelen horen te zijn.”

Hans: Ons strafrecht vertrekt van de notie schuld en koppelt daaraan de mogelijkheid om straffen op te leggen.  Maar vrije wilsceptici menen dat je het concept morele verantwoordelijkheid niet nodig hebt om daders van misdrijven maatregelen op te leggen. Want er is een onderscheid mogelijk tussen morele verantwoordelijkheid en feitelijke of causale verantwoordelijkheid. Ook in een wereld zonder vrije wil blijft feitelijke of causale verantwoordelijkheid bestaan. Iemand die gruwelijke feiten heeft gepleegd blijft feitelijk of causaal verantwoordelijk voor zijn daden, alleen is hij niet moreel verantwoordelijk voor de diepere oorzaken die hem tot deze feiten hebben gebracht. We proberen deze diepere oorzaken beter te begrijpen en proberen aan deze oorzaken te werken zodat recidive kan worden vermeden. Het vrije wilscepticisme is niet verenigbaar met repressie als strafdoelstelling, maar wel met maatregelen die inzetten op bescherming van de samenleving, resocialisatie en generale of bijzondere preventie.”

05 Ij001 Nollet008X Verkleind

Lieven Nollet



Willem: Als magistraat heb ik ook voorwaarden moeten opleggen. Dat had toch wel enig effect. Maar staat dit niet haaks op het vrije wilscepticisme? Betekent het aanvaarden van die voorwaarden dan niet dat er toch een zeker vorm van wil is? Hoe zien jullie dat?

Jan: Als wij sceptisch zijn voor de notie van vrije wil betekent dat niet dat we de notie van wil in vraag stellen. Mensen hebben een wil en ze hebben verlangens. We doen niets af aan de menselijk psychologie in al zijn complexiteit. Het heeft ook niks te maken met de notie van zelfcontrole. De notie van wil, zelfcontrole, zelfdiscipline zijn zaken die waarneembaar zijn en waar wij geen kritische of ontkennende boodschap over hebben. We hebben het enkel en alleen over het idee dat mensen in staat zijn om iets te vermijden, de notie van vermijdbaarheid.”

Hans: Het komt erop neer dat er wel een wil bestaat maar dat deze wil nooit kan losgekoppeld worden van eerdere oorzaken. Onze wil is immers het product van hersen- en lichaamsprocessen die interageren met onze omgeving. Als rechter leg je daarom best maatregelen op die nut hebben, voor de dader, de samenleving en voor de slachtoffers. Leedtoevoeging die geen enkele zin heeft, is uit den boze. Leedtoevoeging mag geen doelstelling zijn, maar kan wel het gevolg zijn van andere strafdoelstellingen die rationeler zijn dan pure repressie. Een strafrechter kan bijvoorbeeld voorwaarden opleggen om in te grijpen op toekomstige oorzaken van het handelen van de persoon aan wie je die maatregelen oplegt. Een strafrechter kan ook aan vrijheidsberoving doen om de samenleving te beschermen, maar ook dan dient in de gevangenis maximaal gewerkt te worden aan de onderliggende problematieken van de dader.”

Sarah: “Maar is er überhaupt nog plaats voor strafrechtelijke verantwoordelijkheid en straffen als er geen vrije wil bestaat?”

Hans: Vrije wilsceptici proberen te begrijpen waarom een persoon heeft gefaald. Wat zijn daar de diepere oorzaken van? Op welke manieren heb je een diepere controle over die oorzaken? Laat staan schuld? Vrije wil veronderstelt de mogelijkheid om iets anders te doen dan dat je gedaan hebt of dat je een diepere controle (Jan omschrijft dit in zijn boek als ‘broncontrole’) had over de oorzaken die ervoor gezorgd hebben dat je doet wat je gedaan hebt. Wanneer je over die diepere oorzaken begint na te denken kom je steeds bij oorzaken (bijvoorbeeld in de werking van je brein, je opvoeding of in je omgeving) waarover je eigenlijk geen bewuste macht had. Maar dat betekent uiteraard niet dat je keuzes of handelingen niet meer van tel zijn. Evenmin betekent het dat je niet meer feitelijk, causaal of strafrechtelijk verantwoordelijk zou zijn voor deze keuzes of handelingen of dat de samenleving je geen maatregelen kan opleggen wanneer je een misdrijf pleegt.”

Jos: “Het vrije wilscepticisme leidt tot heel wat verwarring als het over straffen gaat. Mensen denken heel snel dat vrije wilscepticisme een vorm van binair denken is. Ofwel gaat men ervan uit dat het vrije wilscepticisme staat voor vrijheid, blijheid en niemand nog gestraft moet worden of verantwoordelijk is voor z’n daden. Of men gaat ervan uit dat vrije wilscepticisme gelijk is aan een hyperdeterministisch systeem waarbij alles vast staat en niet meer moet worden nagedacht. Eigenlijk is het net het omgekeerde. Vrije wilscepticisme leidt niet tot zwart-wit denken maar wel tot denken in één grote grijsschakering. Een vrije wilsceptische strafrechter kan dus perfect verantwoorden dat iemand levenslang moet worden opgesloten, bijvoorbeeld omdat die persoon een blijvend gevaar vormt voor de maatschappij. Tegelijkertijd zal het vrije wilscepticisme toelaten dat iemand die erge daden heeft gepleegd, in bepaalde omstandigheden en met voldoende kennis van zaken en psychologie van de persoon, onmiddellijk of op korte tijd weer in de maatschappij kan worden gelaten. Ik zeg er meteen bij dat we nu puur filosofisch bezig zijn en dat het in de praktijk vaak aan middelen ontbreekt om een ernstige risico-inschatting van een dader te krijgen. Maar dat is een andere discussie. In ieder geval zitten die twee uitersten en alle denkbare tussenoplossingen helemaal vervat in het vrije wilscepticisme.”

Willem: Is het binair denken niet ingegeven door het strafrecht zelf? Artikel 71 van het strafrechtboek gaat over de drang waaraan men niet kan weerstaan. Er is geen misdrijf wanneer de beschuldigde gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan. Dat is binair. Als men dat aanvaardt als rechter dan is er geen straf meer. Dat is niet de manier waarop jullie daarover denken?

Hans: Nee, absoluut niet. Het is net omgekeerd. Ik vind dat het huidige strafrecht te binair is en dat de vraag naar toerekeningsvatbaarheid of ontoerekeningsvatbaarheid heel zwart-wit is. Iemand die toerekeningsvatbaar is, is schuldbekwaam en kan worden gestraft. Iemand die daarentegen ontoerekeningsvatbaar is, treft geen schuld en kan niet worden gestraft, maar kan enkel onder bepaalde voorwaarden worden geïnterneerd. Hoelang houden we dit nog vol? Terwijl we vandaag al weten dat het concept toerekeningsvatbaarheid wetenschappelijk moeilijk te vertalen is. Dit is één van de redenen waarom psychiaters elkaar zo vaak tegenspreken wanneer ze door justitie bevraagd worden. Hebben we dit binaire systeem nodig? Of kunnen we ons in het strafrecht eerder concentreren op de volgende vragen: wie heeft welke feiten gepleegd? Kunnen deze feiten gekwalificeerd worden als een misdrijf? Wat zijn de diepere oorzaken die de dader tot deze feiten hebben gebracht? Hoe reageren we daarop als samenleving met respect voor het leed van het slachtoffer? Is het niet beter om te proberen het verleden te begrijpen in plaats van het te verwijten? Kunnen we op een rationele, wetenschappelijke manier nadenken over welke maatregelen moeten genomen worden in plaats van te kiezen voor straffen die vaak zinloos of zelfs schadelijk zijn voor de samenleving, de dader en het slachtoffer?

Willem: Wat mij opvalt is dat de maatschappij, de media, drukkingsgroepen soms heel hard vragen naar een repressief optreden. Bij zedenfeiten is er een tendens om repressief op te tredenHoe kijk je daar als strafrechter of filosoof naar?

Hans: Strafrecht is steeds maatwerk. Straffen dienen te worden geïndividualiseerd in functie van de dader en de specifieke omstandigheden van elke afzonderlijke zaak. In sommige zaken is een strenge bestraffing noodzakelijk, in andere zaken kan dat tot onnodige schade leiden. Strafrechters moeten die moeilijke afweging maken. Laat ons ook niet vergeten dat repressie vaak contraproductief is. Landen die inzetten op een systeem waarbij de nadruk ligt op hulpverlening, resocialisatie of het aanpakken van de diepere oorzaken, halen op langere termijn vaak betere resultaten dan landen die inzetten op harde repressie. Maar dat belet niet dat vrijheidsberoving in sommige zaken te rechtvaardigen of zelfs noodzakelijk is om de samenleving te beschermen.”

Jan: Het heeft ook veel te maken met morele verontwaardiging. Mijn houding is wat dubbel. Enerzijds ben ik er van overtuigd dat verontwaardiging veel kracht geeft om dingen te veranderen en een duidelijk signaal kan geven dat we bepaalde dingen niet meer aanvaarden. En, als je kijkt naar de geschiedenis, kan men, op momenten waar die morele verontwaardiging het hoogst was, wel iets realiseren. Dat noemen we dan achteraf ‘vooruitgang’. Denk maar aan vrouwenrechten of afschaffing van slavernij. Ik denk dat dit onmogelijk was zonder een krachtige verontwaardiging.

Maar dit brengt ook een gevaar met zich mee als je het gaat koppelen aan schuld. Wanneer je moreel verontwaardigd bent ga je mensen die niet aan die vooruitgang meedoen, als moreel schuldig beschouwen. De hardste aanpak kan niet genoeg zijn. We veroordelen ze desnoods tot een gevangenisstraf. Dit spoort niet met mijn filosofie om te kijken naar wat het nut is van vrijheidsberoving. Als je leedtoevoeging beoogt en dat is toch de definitie van een straf, dan heb je als strafautoriteit de plicht om je af te vragen wat daarvan de zin is. Als vrije wilsceptici moeten we ons soms antipathiek opstellen want wij komen op voor de rechten van degene die worden gedemoniseerd. We worden soms gezien als een soort verraders die niet solidair zijn met de ideeën van morele progressie.”

Jos: Ik heb er op zich eigenlijk geen probleem mee dat een wetgever beslist om bepaalde types van misdrijven zwaarder te bestraffen. Als rechter ben ik hoe dan ook gebonden door de wil van het volk, veruitwendigd in onze wetgeving.  Maar als maatschappelijk betrokken jurist denk ik bij nieuwe wetgeving toch vaak: ‘a quoi ça sert?’. Het is zelden tot nooit zo dat het invoeren van een strafverzwaring wordt voorafgegaan door wetenschappelijk onderzoek naar de maatschappelijke invloed van de straf. Er gebeurt ook weinig tot geen opvolgonderzoek naar de daadwerkelijke impact die strafverzwaringen hebben gehad. Vanuit het vrije wilscepticisme bekeken zijn dat nochtans de belangrijkste vragen.”

05 Ij001 Nollet010X Kleiner



Sarah: Wordt er in de wetgeving beschreven wat de functie van een straf is? Is dit louter een bescherming van de maatschappij of heeft een straf nog andere functies?

Jos: “In ons huidig stafwetboek wordt dit nergens duidelijk omschreven. In het nieuwe ontwerp van het strafwetboek heeft men wel voor het eerst 4 strafdoelstellingen opgenomen: uiting geven aan de maatschappelijke afkeuring t.o.v. de overtreding van de strafwet; bevorderen van herstel van maatschappelijk evenwicht en herstel van de schade; bevorderen van rehabilitatie en re-integratie van de dader en beschermen van de maatschappij. Dit betekent ook dat men als strafrechter bij het opleggen van een straf ook beter zal moeten gaan uitleggen welk van deze doelstellingen wordt beoogd. Ik denk dat dat een goede zaak is. Wil er trouwens op letten dat retributie, pure vergelding, niet in deze opsomming voorkomt.”

Sarah: Is een straf bedoeld voor de misdadiger zodat hij z’n gedrag kan veranderen of heeft het een louterend effect voor de samenleving die gerustgesteld is dat de misdadiger gestraft is?

Hans: Er is een soort veronderstelling dat slachtoffers steeds vragende partij zouden zijn voor leedtoevoeging en repressie. Het is een misvatting om te denken dat je het leed van een slachtoffer slechts erkent wanneer je hard straft. De ervaring leert me dat je vaak geconfronteerd wordt met slachtoffers die eigenlijk geen vergelding willen, maar wel beter willen begrijpen waarom de feiten zich hebben voorgedaan, erkenning vragen voor de schade die hen is toegebracht en vooral willen vermijden dat de feiten zich zouden herhalen. Niet alle slachtoffers staan achter het discours van repressie, al wordt dat in sommige media wel vaak anders belicht.”

Jan: “Ik denk dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen de onmiddellijke reactie van mensen bij onrecht en enige tijd later wanneer er ruimte ontstaat voor reflectie en we ons afvragen hoe we aan dat zinloze onrecht toch betekenis kunnen geven. Je ziet dan dat die krachtige roep om wraak afneemt. Maar bij een minderheid komt die nog altijd voor.”

Willem: Wat doe je met professionals zoals bv. dmaffia. Zij die er beroep van maken om misdrijven te plegen. Hoe ga je daar als strafrechter mee aan de slag?

Hans: Door goed te differentiëren. Er is een groot verschil tussen enerzijds een moeder die voor de eerste keer een winkeldiefstel pleegt omdat ze geen geld heeft om eten of medicatie te kopen voor haar kind en anderzijds een persoon die voor de zoveelste keer een gewapende overval pleegt. Als je vaststelt dat iemand telkens opnieuw feiten pleegt op een georganiseerde en professionele manier dan zal je als strafrechter vooral reageren vanuit de bescherming van de samenleving. Je zet in op een vrijheidsbeperkende straf. Maar vrijheidsberoving kan nooit voldoende zijn. Mensen worden niet witgewassen in de gevangenis en komen er meestal niet beter uit. Vrije wilsceptici vragen zich dan ook af wat je in de gevangenis kan doen om ervoor te zorgen dat er wordt gewerkt aan de resocialisatie en de onderliggende problemen van de gedetineerde. Wanneer we kiezen voor vrijheidsberoving, laat ons dan ook inzetten op het aanpakken van de dieperliggende oorzaken zodat die persoon (en in ruimere zin ook de samenleving) iets heeft aan die straf.”

Jos: In de praktijk zie je dat ‘professionele’ criminelen zoals je dat noemt in tegenstelling tot wat de publieke opinie daar soms van maakt toch vrij zware straffen worden opgelegd. Er is zoals reeds gezegd ook niets in het vrije wilscepticisme dat zou uitsluiten dat bij dergelijke vormen van criminaliteit een krachtig maatschappelijk signaal wordt gegeven dat dit niet wordt getolereerd. Waar het vrije wilscepticisme wel problemen mee heeft is dat zwaar straffen een automatisme wordt waarbij enkel wordt gekeken naar de gepleegde feiten en niet meer naar de persoon van de dader en de context van de feiten. Het blijft daarom ook belangrijk om aan de strafrechter een zo groot mogelijk palet aan bestraffingsmogelijkheden te geven waarmee hij dat verhaal kan inkleuren. Vandaag is er een tendens om die beslissingsvrijheid in te perken door minimumstraffen op te trekken, gunstmaatregelen zoals het geven van opschorting of een straf met uitstel onmogelijk te maken bij bepaalde misdrijven, enz. Dat is niet alleen een wantrouwen t.a.v. het gerechtelijk apparaat maar zo ontneem je de rechter ook de mogelijkheid om die grijsschakeringen van daarnet aan te brengen.”

Jan: Vaak worden wij, vrije wilsceptici, versleten als overjaarse hippies die geloven in de goedheid van de mens en het dan plots lastig krijgen als we te maken hebben met mensen die dat goede niet voor ogen hebben. Wij worden ergens ingedeeld bij de optimisten, bij zij die mildheid als centrale waarde hebben. Het is eerder correct om te beweren dat wij even hard, om niet te zeggen harder kunnen optreden wanneer we te maken krijgen met misdaad. Als je onze filosofie samenvat kom ik dikwijls tot de samenvatting dat ‘men er niet kon aan doen’. Er ‘niet kunnen aan doen’ neigt een beetje naar een excuus voor wanneer men foute dingen heeft gedaan. Mensen vinden dit soms wat flauw, gemakkelijk. Dit is een verkeerde perceptie. Het is niet omdat je zegt ‘ik kon er niks aan doen’ dat je dit als een excuus kan gebruiken. Onze ideeën over vrije wil staan los van ideeën over de goedheid van de mens of van een moreel optimisme over de toekomst.”

Vaak worden wij, vrije wilsceptici, versleten als overjaarse hippies die geloven in de goedheid van de mens
Jan Verplaetse - Moraalfilosoof

Sarah: Krijgen vrije wilsceptici veel tegenkanting van andersdenkenden? Is deze filosofie iets waarvan je anderen moet overtuigen? Moet je dikwijls in discussie gaan met anderen hierover?

Jan: Onder vakfilosofen, is circa 10% vrije wilscepticus, een kleine minderheid. Dat betekent dus dat 90% het niet eens is met deze visie. Wij verkondigen geen waarheid, het is een filosofisch inzicht, gebouwd op argumenten die we overtuigend vinden. Vrije wilsceptici zijn een minderheid maar ze neemt wel toe. Niettemin schrik ik er nog altijd van hoe hard er op dit standpunt wordt gereageerd.”

Jos: Als je begint over vrije wilscepticisme of gewoon de vraag stelt of een vrije wil wel bestaat, krijg je snel het antwoord van ‘waar kom jij nu mee af?’ Er is zeker achterdocht en er zijn veel misverstanden. Terwijl vrije wilscepticisme, het woord zegt het zelf, ook niet betekent dat je een rabiate vrije wil-ontkenner moet zijn. Ik kan mij op dat vlak zelfs agnostisch opstellen en tegelijk heel ver meegaan in het nadenken over een wereld zonder vrije wil. Want het is zoals ik al zei sowieso een interessant filosofisch denkkader waarin heel veel ideeën uit andere onderzoeksdomeinen en wetenschappelijk werk dat mij als strafrechter interesseert perfect passen. Als je dat breder kader aan de mensen meegeeft zie je de interesse ook groeien en de achterdocht slinken.”

Hans: “Voor mij is het thema van de ‘vrije wil' de ideale manier om andere mensen dieper te leren kennen. Niet de vraag of mensen al dan niet in een vrije wil geloven, is daarbij belangrijk. Maar je merkt wel heel snel hoe mensen nadenken en redeneren. Ik heb zelf ook heel lang de vrije wil aangenomen als een axioma en ben de voorbije jaren alsmaar sceptischer geworden. Zijn mensen ontvankelijk of vooringenomen, stellen ze kritische vragen, zijn ze bereid om zich te verdiepen, te lezen en hun eigen visie te onderzoeken? Van kindsbeen af worden we opgevoed met de idee van het geloof in een vrije wil. Het is heel moeilijk om dit construct en mens- en wereldbeeld te zien evolueren in de richting van het vrije wilscepticisme. Niet iedereen is bereid om dit met een open geest te onderzoeken, laat staan om het helemaal los te laten. Maar tegelijk kan het ook heel bevrijdend en activerend zijn. Ik denk dat we op jongere leeftijd moeten starten met kinderen te laten nadenken over het belang van geluk en toeval in het leven, de vele zaken die je zelf niet hebt gekozen, de diepere oorzaken van je keuzes, de wieg waarin je werd geboren, de hersenen en/ of de talenten die je hebt gekregen of over solidariteit met zij die minder geluk hebben gehad dan wij.”

Willem: Misschien nog een laatste quote of idee om af te sluiten?

Hans: “Een interessante vraag om eens over na te denken: ‘Kan je willen wat je wil of kan je kiezen wat je kiest?’”

Dit interview werd afgenomen door Willem Debeuckelaere en Sarah Mistiaen.

De geïnterviewden zijn:

Jan Verplaetse (Sleidinge1969) is een Vlaamse filosoof en schrijver. Hij is hoofddocent rechtsfilosofie en ethiek aan de Faculteit Recht en Criminologie van UGent. Hij is de auteur van onder meer Het morele brein (2006), Het morele instinct (2008), Zonder vrije wil (2011) en Bloedroes (2016).

Hans De Waele: (Gent, 1978) is sinds 2008 rechter in de rechtbank van eerste aanleg van Oost-Vlaanderen, afdeling Gent. Hij is voorzitter van een collegiale strafkamer en van een burgerlijke kamer die focust op buitencontractuele aansprakelijkheid.

Jos Decoker: (Gent, 1977) is sinds 2015 raadsheer in het hof van beroep van Antwerpen. Hij behandelt daar strafzaken. Voorheen was hij substituut-procureur des Konings en nadien strafrechter in eerste aanleg te Gent. Hij is ook lid van het wetenschappelijk comité van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding en nauw betrokken bij de opleiding van pasbenoemde magistraten.

Foto Cover