'Protest? Van alle tijden...'

De laatste maanden stonden in het teken van protest. De zogenaamde ‘gele hesjes’ brachten ongenoegen van onderuit op straat, en de voor maatregelen tegen de klimaatopwarming betogende scholieren maakten Vlaanderen zelfs tot een trendsetter wat protest betreft. Wat is er aan de hand, en hoe moeten we dit historisch situeren? Wij vroegen het aan Marc Reynebeau, historicus, auteur en journalist bij De Standaard. (Uit DNG maart/juni 2019)

Marc Reynebeau Verkleind2

Meneer Reynebeau, hoe moeten we het huidige straatprotest zien binnen de traditie van betogingen en protest? Zijn er verschillen met eerdere golven, of sluit het eerder aan bij de bestaande traditie?


Marc Reynebeau: “We moeten kijken hoe het sociaal protest ontstaat en hoe er door het bestaande systeem mee wordt omgegaan. Het protest van de gele hesjes wijst op ongenoegen dat zich heeft opgebouwd en genegeerd werd. In Le Monde Diplomatique van januari werd een dossier gewijd aan de gele hesjes en men had het over een prerevolutionaire sfeer. De gevestigde instituties hebben het protest duidelijk niet zien aankomen en hebben er geen context voor gegeven. Als een beweging legitiem ongenoegen kan organiseren, dan bezorgt ze het heersende systeem een probleem.

Er is zeker een analogie met eerdere golven van protest. De bekende historicus Jan Dhondt beweerde dat alle grote veranderingen in het Belgische politieke systeem niet via het parlement maar onder druk van de straat tot stand zijn gekomen. Vaak blijkt de geïnstitutionaliseerde macht in tijden van protest niet tijdig in staat te capteren wat er aan de hand is.

Een klassiek voorbeeld is hoe het algemeen enkelvoudig stemrecht is ingevoerd. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was een katholieke regering aan de macht, die de strijd voor dat algemeen enkelvoudig stemrecht niet bepaald genegen was. We zien hoe iemand als Émile Francqui, directeur van de Generale Maatschappij, de legitimiteit van deze eisen inziet en in het geheim het protest steunt. Na de Eerste Wereldoorlog wordt het algemeen enkelvoudig stemrecht dan onder druk van de omstandigheden zonder grondwetsherziening ingevoerd. Ook de staking in 1936 voor arbeidsduurvermindering en betaald verlof haalde haar slag thuis, en recenter was er de nasleep van de affaire Dutroux en de Witte Mars van 1996. Dat ongenoegen is dan o.a. door een optreden van de koning getemperd, en resulteerde in de politiehervorming, de oprichting van Child Focus…”


Zijn er in de geschiedenis cesuren, momenten die het aanschijn van protest veranderd hebben?


“In onze geschiedenis vinden we tal van voorbeelden terug van sociaal protest. De periode van de Guldensporenslag is er een voorbeeld van, toen diverse sociale groepen streden om meer invloed. Een interessant voorbeeld zijn de lokale opstanden in Zuid-West-Vlaanderen die zich achter de omstreden keizer Jozef II schaarden. Zijn hervormingen tastten de almacht van de grote abdijen aan, en de boeren in die streek vinden dat ze meer te verwachten hadden van de keizer dan van het nieuwe regime met de Brabantse Revolutie. Protest gaat ver terug en is divers. Ook de reformatie was een soort emancipatiebeweging, waarbij de republikeinse gedachte postvatte. Het Geuzenboek van Louis Paul Boon behandelt dit thema. Die link met het protestantisme bleek trouwens hardnekkig. Zo hebben nogal wat progressieve liberalen zich in de 19de eeuw tot het protestantisme bekeerd.

Bij ons zijn er uitlaatkleppen voor sociaal ongenoegen. Stakingen zijn legaal, men riskeert zijn toekomst niet als men er aan deelneemt. Buiten die structuren is het veel moeilijker. De klimaatspijbelaars wisten bv. duidelijk niet goed wat ze konden verwachten toen ze de eerste keer in het Centraal Station in Brussel aankwamen. De politie heeft als het ware de eerste betoging moeten organiseren. Voor sociaal protest moeten nu eenmaal voorzieningen getroffen worden. Het risico bestaat dat door de steun van het systeem protest doodgeknuffeld wordt. Maar het is een tweesnijdend zwaard. Het valt moeilijk te onderschatten hoe moeilijk het is om buiten de bestaande structuren te protesteren. Dat vraagt moed, je kunt er je plaats in de maatschappij mee verliezen. En dat geldt voor alle zijden van het politieke spectrum, mutatis mutandis ook voor een Dries Van Langenhove.”

Zijn er technische ontwikkelingen of sociale veranderingen die de aard van het protest doorheen de geschiedenis veranderd hebben? Denken we maar aan de opkomst van de steden, waardoor gemakkelijker kon gemobiliseerd worden, of de uitvinding van de boekdrukkunst, die ook het verspreiden van bv. pamfletten mogelijk maakte.


“Zoiets speelt een rol, maar er moeten wel voldoende mensen kunnen lezen vooraleer bv. pamfletten hun invloed kunnen hebben. Pamfletten werden in de achttiende en negentiende eeuw vaak in de vorm van tweespraak opgesteld. Ze werden dan voorgelezen, waarbij afwisselend argumenten en tegenargumenten aan bod kwamen. Het was een krachtig middel, we vinden er in de jaren 1780 de eerste vorm van Belgische natiegevoelens in terug.

Bij boeren indertijd was hun mentale universum beperkt tot de ruimte die ze letterlijk konden zien. Vandaag heffen sociale media allerlei grenzen op. Het is veel gemakkelijker om een groep gelijkgezinden te vinden, we zien fenomenen als flashmobs. Communicatie gaat veel sneller, concepten als sociale klasse spelen daarbij amper een rol. Het risico daarbij is misleiding, getrol, fake news. Je kunt ingaan op uitnodigingen of niet, het is ook allemaal vrijblijvender en creëert illusies. Soms daagt amper iemand op bij dergelijke oproepen.

Technische ontwikkelingen zorgen ook niet per definitie voor omwentelingen op het vlak van sociaal protest. Via een uitgebreid spoorwegennet hield men in de 19de eeuw in Vlaanderen de arbeiders verspreid over het platteland. Zo zijn er nooit grote arbeidersconcentraties ontstaan in de steden. Dit vormde een sociaal vertragende factor. Émile Vandervelde heeft nog geprobeerd via pendelaars in de trein de arbeiders op het platteland socialist te maken, maar socialisme op het platteland is tot de late 20ste eeuw nooit van de grond gekomen.

De belangrijkste factor bij protest is dat macht na een tijdje een soort continuüm vormt. De fundamentele uitgangspunten worden niet meer in vraag gesteld, grieven worden niet meer gehoord. Dat zien we nu bij het neoliberale systeem. Er ontstaat een soort inertie. Ongenoegen bouwt zich op, en dan krijg je op een bepaald moment een breuk. Ook nu maakt het bestaande systeem slachtoffers. Het is vrij egalitair, maar op staatskosten via inkomsten vooral uit arbeid, niet uit vermogens. Vrij egalitair qua inkomens, maar niet qua vermogens. Er is een onderlaag, we zien stijgende armoedecijfers, meer mensen die hun toevlucht moeten nemen tot voedselbanken, mensen die jobs moeten combineren. Het systeem kan niet onveranderd blijven doorgaan.

Een interessant historisch voorbeeld is het revolutiejaar 1848. In februari kwam de julimonarchie ten val in Frankrijk. De revolutie sloeg over naar andere landen en in Brussel heerste paniek. De koning bood aan te vertrekken, het stemrecht werd uitgebreid, het dagbladzegel afgeschaft, ambtenaren mochten niet langer in het parlement zetelen. Uit schrik voor onlusten werd in Gent zelfs carnaval verboden. Uiteindelijk werd een legertje revolutionairen bij Risquons-Tout aan de grens met Frankrijk tegengehouden, waarbij wel een aantal doden zijn gevallen. Eenzelfde paniek zien we na de Eerste Wereldoorlog, tot in de voege jaren 1920. Diplomaten signaleerden dat er in Duitsland een leger van activisten en bolsjevieken in de maak was dat naar België zou oprukken, terwijl zo’n leger nooit heeft bestaan. Nog in 1920 beweerde premier Carton de Wiart dat er een revolutie in de maak was. Het toont aan dat men binnen bepaalde geprivilegieerde groepen geen idee had van wat leefde onder de bevolking.”

Mensen kunnen op straat komen voor meer middelen, gaande van broodrellen wegens hongersnood tot stakingen voor meer loon. Ook kan men protesteren voor meer inspraak, zoals uitbreiding van het stemrecht. Opkomen voor het klimaat lijkt nog tot een andere categorie te behoren. Kan men protest indelen naargelang de eisen?

“Meestal gaat het over representatie. Mensen willen gehoord worden, ze willen dat er rekening gehouden wordt met hun belangen. Iedere mens streeft naar erkenning, ook in sociale betekenis, en wil zich gerepresenteerd zien in het machtssysteem. Men wenst dat daar rekening mee gehouden wordt, meestal collectief. Eigenlijk zijn dat heel redelijke eisen, het willen aanwezig zijn, vertegenwoordigd zijn in de macht. De continuïteit van de macht negeert deze wensen of merkt ze zelfs niet op. We kunnen soms spreken van een soort onwetendheid ter goeder trouw van de groepen aan de macht.

Het klimaat vormt een urgentie die niet te zien is in het beleid. Het beleid daaromtrent is niet consequent. De gele hesjes zijn een apolitieke beweging waar extreemlinks en –rechts hun kar proberen aan te hangen. Er wordt over hen gezegd dat ze anti groen zijn, dat ze tegen accijnzen zijn, maar eigenlijk weten we niet goed wat hun eisen zijn. Wat is hun programma, hun structuur, wie zijn hun woordvoerders? Het protest is in elk geval wel een symptoom van de asociale manier waarop aan klimaatbeleid wordt gedaan. In Frankrijk, met zijn dunbevolkte platteland, is er dan nog een andere realiteit dan in Vlaanderen. Maar ook bij ons zijn er hoge accijnzen en worden tegelijkertijd elektrische auto’s gesubsidieerd. Het zijn maatregelen die vooral de hogere middenklasse ten goede komen, zoals ook subsidies voor de renovatie van woningen of zonnepanelen, maar niet de onderklasse. Zolang de groep die profiteert groot genoeg is kan men het zich nog permitteren de rest te verwaarlozen. Maar die onderklasse groet, en knaagt aan de middenklasse.

Dat het protest groeit is reeds langer merkbaar. Zo valt de fundamentele kritiek van het ACV op deze regering op. Er worden voordelen uitgedeeld aan mensen die al werken, en detectives afgestuurd op leefloners. Er is bovendien het discours dat wanneer je pech hebt in het leven, het je eigen schuld is. Het ongenoegen over dat alles groeit.”

Kan dit protest zich vertalen in nieuwe succesvolle politieke bewegingen?

“De gele hesjes zie ik na verloop van tijd verdwijnen. Ze missen leiders, een programma. Maar ze hebben een probleem gesignaleerd, en dat zal hun belangrijke historische input zijn. In elk geval zal klimaatbeleid sociaal moeten zijn of het zal niet zijn.

De gele hesjes brengen legitieme eisen naar boven, van mensen wier stem niet gehoord werd. Maar het accapareren zal verder gaan, ze zullen zwart of rood worden. Het geweld heeft hen wel sympathie gekost, ze werden geïnfiltreerd door ‘casseurs’. Het geweld wijst ook op de wanhoop van die mensen, in Frankrijk is het bekladden van de Arc de Triomphe toch een doodzonde. Hun acties hebben de elite schrik aangejaagd, Macron heeft toegevingen gedaan en ook in België zijn de accijnzen op benzine en diesel niet verhoogd. Het tekent de angst.

Wat de politieke vertaling betreft, de voornaamste tendens is toch het einde van de grote partijen, met name de klassieke centrumpartijen. Het interessante daaraan is dat dit ook een emancipatorisch aspect heeft. Kiezers beslissen meer zelf, en zijn niet automatisch trouw aan een partij. Zeker in landen zonder meerderheidsstelsel wordt het politieke landschap steeds meer opgedeeld. Het wantrouwen tegenover de gevestigde partijen groeit ook. In Frankrijk werd Macron president, maar ontsnapte men maar nipt aan een keuze tussen Fillon en Le Pen. Bij een keuze tussen het harde neoliberale beleid waar Fillon voor stond en dmaatregelen zoals een lagere pensioenleeftijd van Le Pen mag het niet verbazen dat wie tot de onderklasse behoort voor de tweede optie kiest. De versplintering van  het politieke landschap biedt op zich geen oplossing voor het probleem van de representatie van sociaal ongenoegen. En werkgeversorganisatie moeten oppassen met oproepen voor nog meer austeriteit. Het zorgt voor steeds meer ongenoegen. Jan Dhondt vroeg het indertijd al: ‘Hou rekening met de mensen.’”

Meneer Reynebeau, wij danken u voor dit gesprek.

Interview door Nico Pattyn